2910 Van Bernardus Gravius
Keulen, 1 maart 1534
Hartelijk gegroet. Waarom zou ik, waarde en zeergeleerde Erasmus, hier aarzelen u de belangrijkste grondlegger van de Romeinse welsprekendheid te noemen, aangezien niet alleen ik, maar allen die in de renbaan van de muzen voortsnellen, u dank betuigen omdat u de met bloemen versierde boomgaardGa naar voetnoot1. van de Latijnse taal zozeer heeft uitgebreid en voor ons toegankelijk heeft gemaakt? Het zou hoogst onbehoorlijk zijn als we niet volmondig zouden erkennen dat we onze weiden hebben besproeid met het water uit uw heilzame bronnen, gestuurd door uw aanwijzingen en geholpen door uw aanmoedigingen, bovendien verheerlijkt door uw naam. Als de heilige Hieronymus zich erop beroemt dat hij Donatus als leermeester heeft gehad,Ga naar voetnoot2. als de apostel Paulus het als een eer beschouwt dat hij onderricht heeft ontvangen aan de voeten van Gamaliël,Ga naar voetnoot3. waarom zou ook ik dan niet trots mogen zijn omdat ik de grote Erasmus als leermeester heb gehad? Na Cicero en Quintilianus is er niemand op het toneel van de stervelingen te zien geweest die zijn gelijke was, laat staan zijn meerdere, in goddelijke en menselijke geleerdheid en in bewonderenswaardige welsprekendheid. Omdat ik dus, mijn zeer dierbare leermeester, aan uw inspanningen en geleerdheid mijn tot dusver gemaakte vorderingen in de renbaan of de worstelschool van de muzen te danken heb, hoop ik dat u zo vriendelijk wilt zijn voor de voltooiing van mijn opleiding te zorgen. Dit zal gebeuren als u mijn vader ertoe overhaalt (wat ik u ook in mijn laatste briefGa naar voetnoot4. met klem heb verzocht) mij naar de - naar verluidt zeer illustere - stad
Leuven te sturen, wat ik bijzonder graag zou willen, en dat u zich bekommert om de juiste studies en vooral om mij. Met aandrang vraag ik u in deze aangelegenheid aan uw beschermeling Bernardus te willen denken. Nieuws zult u van mijn vader vernemen. Houdt u mij deze monsterlijke letterbrij ten goede, waarde beschermheer.
In haast, uit mijn ouderlijk huis, 1 maart 1534
Bernardus, uw zeer nederige beschermeling
Aan de hooggeachte heer Erasmus van Rotterdam, zijn onvergelijkelijke beschermheer