2877 Aan Nicolaus Olahus
Freiburg, 7 november 1533
Erasmus van Rotterdam aan Nicolaus Olahus, thesaurier van Székesfehérvár enz.
Het zou te wensen zijn dat jullie aan het hof mannen omhelzen zoals Viglius van Zwichem die deze brief bezorgt, een jongeman met een onberispelijk karaker, doctor in de rechten, die in Padua openbare colleges heeft gegeven, niet zonder wedijver maar evenmin zonder roem. Ook in de schone letteren doet hij voor zichzelf niet onder. Geen edelsteen is zuiverder dan zijn geest. Degenen die geen aanbeveling waard zijn, peuteren veel aanbevelingen los. Hij heeft zelfs niet om één woord van aanbeveling gevraagd. Ik vraag je uitsluitend om mijnentwil kennis te maken met een jongeman die zoveel bijzondere kwaliteiten bezit.
Men schrijft dat de hoofdkerk van Antwerpen is afgebrand. Wat hebben die vele branden toch te betekenen! Men schrijft dat dorpjes rondom Keulen in vlammen zijn opgegaan. Een stadGa naar voetnoot1. die op een dagreis hiervandaan ligt, is volkomen in de as gelegd door een vuur dat door de duivel is aangestoken, zoals het hardnekkige gerucht gaat. Verteld wordt dat ook in Zwitserland enkele gehuchten zijn afgebrand. Bisschop Johannes Dantiscus van Chełmno schrijft dat Chełmno, de zetel van het bisdom, in rook is opgegaan, en dat bovendien een andere stad,Ga naar voetnoot2. waar hij een kasteel bezat, zozeer door vuur is verteerd dat er behalve de muren bijna niets meer van over is. Dit kan volgens mij niet geheel toevallig zijn. Hier gaat het gerucht dat de koning van Engeland weer samenleeft met zijn Catharina. Hoewel dit nauwelijks geloofwaardig lijkt, zou ik toch wensen dat het volkomen waar was. Aan het plan voor mijn terugkeer heb ik niets veranderd, of het moest zijn dat zich intussen bij jullie iets nieuws heeft voorgedaan. Jou vraag ik je houding tegenover mij te bewaren en de goedgunstigheid van de koningin te bevorderen. Doe mijn groeten aan de DeenGa naar voetnoot3. en aan Lieven.
Het ga je goed. Freiburg, 7 november 1533