2781 Aan Erasmus Schets
[Freiburg], 22 maart 1533
Hartelijk gegroet. Onze vriend Barbier wijst in zijn laatste briefGa naar voetnoot1. op onze nalatigheid, omdat we hem geen zogeheten wissel van kwitantie hebben gestuurd, anders had hij de toelagen tenminste voor een deel uitbetaald. Maar hoe kon ik hem een wissel sturen toen hij liet weten dat hij niets zou toezenden en het onzeker was hoeveel hij wilde uitkeren? Ik twijfel niet aan de betrouwbaarheid van Laurinus,Ga naar voetnoot2. maar aan zijn zorgvuldigheid twijfel ik in sterke mate; men vindt maar weinig mensen die hun vriendschap tegenover afwezigen voortdurend bewaren. In veel gevallen kan men met recht zeggen: ‘een Vlaamse dein’.Ga naar voetnoot3.
Je hebt Molendino gastvrij ontvangen, een merkwaardige vriend van Erasmus. Dezelfde man is in Vlaanderen al mijn vrienden langsgegaan, overal zijn toewijding aan Erasmus benadrukkend, maar hij heeft met Barbier de hele opzet bekokstoofd om mijn toelage achter te houden - een Fransman met een Fransman, een theoloog met een theoloog, een mooiprater met een mooiprater. Toen Barbier in Rome was om een dekenaat te verwerven, drukte hij liever op slinkse wijze mijn geld achterover om het proces te bekostigen dan zijn eigen geld uit te geven - zoveel hield hij van Erasmus.Ga naar voetnoot4. Je reinste oplichters zijn het. Maar dit schrijf ik alleen aan jou. Als Barbier niets heeft gestuurd, verzoek ik je desnoods op mijn kosten iemand naar Doornik te sturen om Barbier de hierbij ingesloten briefGa naar voetnoot5. te overhandigen. Binnenkort schrijf ik je meer.
Het ga je goed. 22 maart 1533
Je Erasmus van Rotterdam
Aan de hooggeachte heer Erasmus Schets, Antwerps koopman, te Antwerpen