De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 19. Brieven 2751-2986
(2020)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd2776 Aan Piotr Tomicki
| |
[pagina 53]
| |
gaan, want met zijn mededeling dat uwe hoogwaardigheid mij bijzonder gunstig gezind is, heeft hij iets verteld dat mij buitengewoon aangenaam is, maar niets nieuws. Het afgelopen jaar is voor mij bijna rampzalig geweest, zowel vanwege enkele persoonlijke onaangenaamheden als vanwege de dood van een aantal vrienden wier gelijken ik in dit leven zeker nooit meer denk te zullen vinden. In augustus heeft de grote beschermheer van mijn studies, aartsbisschop William van Canterbury, ons verlaten voor een beter leven en tegelijk met hem zijn de bescheiden inkomsten wegevallen die ik uit Engeland betrok, om en nabij de tweehonderd gulden. Hij heeft mij dikwijls per brief laten weten dat hij iets van zijn vrijgevigheid afzonderlijk voor mij wilde bestemmen met het oog op de aasgieren die zijn hoge positie hem dwong in grote aantallen te onderhouden, maar bepaalde onverlaten hebben ervoor gezorgd dat hij mij niet alleen niets naliet bij zijn dood, maar dat ook de toelage die mij over anderhalf jaar toekomt, niet aan mij is uitgekeerd. Mijn laatste brief aan hem, waarin ik hem voorzichtig had herinnerd aan zijn oude toezegging, is zelfs door diezelfde onverlaten onderschept. Men zegt dat aasgieren drie dagen tevoren weten waar kadavers te vinden zullen zijn, maar onze aasgieren loeren al vele jaren tevoren naar degene die sterven gaat. Hij was zijn tachtigste jaar al voorbij en naar verluidt bediende hij zich van een derde been,Ga naar voetnoot2. maar vanwege zijn onafgebroken sobere levenswandel was zijn gezondheid goed. Het is dan ook niet de ouderdom die hem heeft weggerukt, maar een ongelukkige val. In een nacht was hij opgestaan nadat hij zijn slaapkamerbedienden had gewekt. Toen de nood van zijn lichaam opnieuw begon te dringen, stond hij een tweede keer op zonder zijn bedienden te wekken, om niemand tot last te zijn (zo groot was de goedheid van de voortreffelijke bisschop) en toen hij zijn bed weer opzocht, gleed zijn voet uit en stootte hij van opzij tegen een stuk hout. Ten gevolge van een inwendige breuk die hierdoor kennelijk ontstond, begon hij bloed op te geven. Onder hevige pijn kwam hij binnen vier dagen aan zijn einde. Zijn dood betekende niet zozeer een verlies voor velen in zijn persoonlijke omgeving als een algemene ramp, zowel voor de staat als voor de kerk. Er bestaat geen heiliger of vromer leven dan het zijne. In zijn adviezen over staatszaken was hij zowel vrijmoedig als wijs. Ik heb nog niet gehoord wie hem gaat opvolgen. Drie anderen zijn overledenGa naar voetnoot3. die u volgens mij onbekend zijn, maar die voor mij buitengewoon hartelijke en zeer vertrouwde vrienden waren. Ondanks de rouw, die zo bitter is dat hij me aan hun gezelschap dreigt toe te voegen, | |
[pagina 54]
| |
heb ik mijn werkzaamheden toch niet geheel opgegeven. De brieven van de heilige Hieronymus zijn uitgegeven te Parijs met aantekeningen die ik heb herzien.Ga naar voetnoot4. Hoeveel werk mij dat heeft gekost, kan niemand zich gemakkelijk voorstellen. Aan de herziene en uitgebreide Adagia heb ik bijna vijfhonderd spreekwoorden toegevoegd.Ga naar voetnoot5. Ik heb acht preken van Chrysostomus vertaald die tot nog toe door niemand vertaald waren.Ga naar voetnoot6. En op verzoek van een zekere hoogwaardigheidsbekleder heb ik een uiteenzetting in dialoogvorm geschreven over het Credo.Ga naar voetnoot7. De rest is kruimelwerk. De winter heb ik in tamelijk goede gezondheid doorstaan, maar tegen het begin van maart heeft een onverwachte kou mijn linkervoet aangetast. De pijn heeft me drie dagen lang belet te eten en te slapen. Nu is de pijn draaglijk, ook al hink ik nog een beetje. Het is al voor de derde keer binnen twee jaar dat die kwaal me overvalt. Ik vermoed dat het komt doordat ik al vijfentwintig jaar de gewoonte heb staand te schrijven en daarbij meestal steun op mijn linkervoet. Mijn huishouden wordt met de ondergang bedreigd. Mijn vrienden laten mij alleen en ik ben dan ook geheel gericht op de vereniging met de onsterfelijke vriend die niemand verlaat, in het leven noch in de dood. Over actuele zaken schrijf ik niets; als iets daarvan enig belang heeft, krijgt u daarvan een betrouwbaarder bericht dan ik. In Duitsland is het rustig nu de Turken met succes zijn verdreven. Ik zou wensen dat met evenveel succes de rust in de kerk wordt hersteld door de conferentie van de keizer en de paus; als ik het goed zie, verkeert de kerk in een groter gevaar dan de meeste mensen geloven. De monniken maken kabaal, de theologen schrijven pamfletten, maar intussen is een zeker slag mensen, ik durf niet te zeggen welk, bezig loopgraven aan te leggen. Moge de Heer zich over ons ontfermen. Het zal mij bijzonder aangenaam zijn te vernemen dat het uwe hoogwaardigheid naar wens gaat. Het ga u goed. Gegeven te Freiburg, 10 maart in het jaar 1533 na de geboorte van Christus |
|