De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 19. Brieven 2751-2986
(2020)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 48]
| |
2774 Aan Johann Paumgartner
| |
Desiderius Erasmus van Rotterdam aan de zeer illustere heer Johann Paumgartner, gegroetDoor de peripatetici worden diegenen tot de gelukkigen gerekend die door hun inspanning het goede van de geest verbonden wisten met de gaven van de fortuin; zij verdeelden het geluk op zo'n manier dat zij de ene helft toeschreven aan het toeval en de andere helft aan de mens. U, hooggeachte heer, beschouw ik als nog gelukkiger, daar de enige ‘gever van al het goede’ (om gebruik te maken van de woorden van Hesiodus)Ga naar voetnoot1. u begiftigd heeft met een zodanig verstand dat u begrijpt dat wat de filosofen uiterlijke goederen noemen, niet als geschenken van de fortuin maar van God zijn gegeven, zodat zij geen werktuigen zijn voor genietingen en hoogmoed, maar voor deugdzaamheid en plichtsbetrachting. Wie immers over een waarlijk christelijke geest beschikt, bezit die goederen veeleer als een beheerder dan als een eigenaar; hij erkent dat wat hij heeft, hem in leen is gegeven en beseft dat hij aan degene die ze hem heeft toevertrouwd, tot op de laatste cent rekenschap is verschuldigd over inkomsten en uitgaven. Het volk vergist zich dan ook dikwijls door over welgestelde mensen te zeggen dat zij rijkdom bezitten. Het bezit van rijkdom is immers een aangelegenheid van wijsgeren en zodoende van weinigen. Toen Aristippus het verwijt kreeg dat hij als een van de velen omgang had gehad met Thaïs, antwoordde hij dat het een zeer groot verschil maakte dat anderen zich door Thaïs lieten bezitten, terwijl hij Thaïs bezat.Ga naar voetnoot2. Maar niemand kan rijkdommen bezitten zonder een filosofische geest die weet hoeveel dergelijke goederen waard zijn en hoe ze gebruikt moeten worden. Bovendien is men veel meer aan Gods goedheid verschuldigd voor het geschenk van die geest, die meer waard is dan alle rijkdommen, dan voor de gave van een overvloedige weelde. Het is veel beter weelde te verachten dan te bezit- | |
[pagina 49]
| |
ten; en hij veracht de weelde die haar niet dient, maar haar dwingt de vroomheid te dienen. Wat hebben die goederen immers te betekenen voor iemand die niet weet hoe hij ze moet gebruiken? Wat zijn ze anders dan een met goud en edelstenen versierde citer voor iemand die geen ervaring heeft met muziek? Of een winkelhaak, een passer, een bijl en een hakmes voor iemand die geen benul heeft van het timmermansvak? Ik durf nauwelijks toe te voegen wat volgens mij niettemin de waarheid is: dat het van hogere wijsheid getuigt te midden van een overvloedige rijkdom matiging te betrachten dan armoede edelmoedig te verdragen. Zo stel ik Plato, die in Sicilië aan feestmalen aanzat en bijna niets aanraakte behalve wat groenten, boven Diogenes die, als hij niets beters bij de hand had, met rauwe groenten zijn schreeuwende honger kon stillen.Ga naar voetnoot3. U doet er dan ook verstandig aan, waarde en zeer dierbare heer, u toe te leggen op de letteren en de wijsbegeerte die u leert een goed gebruik te maken van rijkdom wanneer die voorhanden is en niet ten einde raad te zijn wanneer die u door een of ander voorval mocht ontglippen, vooropgesteld dat de goederen bewaard blijven die als enige iemand gelukkig maken. U beseft immers hoe absurd het is een huis te bezitten dat overal is verfraaid met draperieën, marmer, schilderingen, goud, edelstenen en andersoortige versieringen, maar een inborst te bezitten die door geen enkele scholing of deugd tot ontwikkeling is gebracht. En zoals u niet denkt dat u rijk bent vanwege een overvloed aan uiterlijke goederen als uw geest zich niet met ware goederen verrijkt, zo denkt u niet dat u rijke kinderen zult hebben als zij niet uw betere bezittingen zullen erven. Uw allereerste zorg is dan ook hen vanaf hun jongste jaren onderwijs te laten volgen in de edelste disciplines, maar vooral in die van de vroomheid. Ik zou wel willen dat het fraaie voorbeeld dat Anton Fugger en u, twee voortreffelijke mannen, aan uw stad hebben voorgehouden, door zoveel mogelijk mensen werd nagevolgd. Dan zal gebeuren dat wat nu, vanwege zijn vele stadsschoon, terecht Augsburg wordt genoemd,Ga naar voetnoot4. meer en meer aan zijn naam zal beantwoorden, aangezien de stad op grond van ware goederen aanspraak maakt op pracht en grootsheid. Zouden alle ouders die over voldoende middelen beschikken, er maar liever voor zorgen dat hun kroost van kindsbeen af werd onderwezen in de geesteswetenschappen; verhindert de smalle gezinsbeurs dat zij hiertoe overgaan, zouden zij hun kinderen er dan maar toe aanzetten een vak te leren dat thuis kan worden beoefend. Hetzelfde moet naar mijn mening gebeuren wanneer het niet zozeer aan middelen | |
[pagina 50]
| |
ontbreekt, maar Minerva zich afkeert van de kinderen. Als het zo zou gaan, zou ons Duitsland beslist veel minder vagebonden, luiaards, dieven en oorlogsvrijwilligers tellen. Door de gebrekkige zorg van de ouders bereiken nu velen hun twintigste jaar als volslagen analfabeten, zodoende niet voorzien van enig hulpmiddel tegen de ledigheid, bron van alle zonden, en de armoede, leermeesteres van de meeste kwaden. Overigens had ik mij al in het verleden, omwille van onze goede betrekkingen en vooral doordat Ulrich Zasius zogezegd een reeds dravend paard de sporen gaf,Ga naar voetnoot5. voorgenomen u een vrucht van mijn arbeid te sturen die uw voornemens niet alleen zou opwekken, maar ook enigermate zou ondersteunen. Maar tot dusver was er niets voorhanden dat Paumgartner of Erasmus' toewijding aan Paumgartner waard kon lijken. Om niet de indruk te wekken dat ik mij door dit getreuzel aan mijn plicht onttrek, stuur ik u bij wijze van onderpand enkele preken van Chrysostomus die nog nooit tevoren door iemand zijn vertaald of in druk zijn gegeven. Ik heb geen enkele vrees dat iemand mij het Griekse spreekwoord ‘een kostuum voor een wezel’Ga naar voetnoot6. tegenwerpt omdat ik de theoloog Chrysostomus doe toekomen aan een leek. Het gaat hier immers om gesprekken die de heilige met een algemeen publiek voerde, niet over theologische mysteriën, maar over de beheersing van onze aanvechtingen, op dezelfde manier als Socrates, naar wij lezen, zich onderhield met willekeurige mensen uit de menigte. Dit onderdeel van de wijsbegeerte gaat immers iedereen aan. Bovendien is ook zijn stijl geheel aangepast aan de oren van het volk. Mijn hoop is dat veel anderen bij het lezen hetzelfde overkomt als mij gebeurde toen ik bezig was met de vertaling. Ik voelde bepaalde gevoelens in mij als door een betovering gekalmeerd tot bedaren komen toen Chrysostomus mij voor ogen hield hoe buitengewoon de ingetogenheid was die de vroegere christenen bezaten. Bovendien werd mij duidelijk hoezeer degenen zich vergissen die de verhalen van het Oude Testament lezen op ongeveer dezelfde manier als men de geschiedverhalen van Livius of Sallustius leest. In heilige vertellingen schuilt immers een onmetelijk hogere en rijkere wijsheid. Die wijsheid wordt door Chrysostomus met wonderlijke nauwkeurigheid opgedolven, onthuld en ingeprent, op zo'n manier dat niemand zou geloven dat onder de dekmantel van een verhaal zoveel spirituele kostbaarheden verborgen zijn. Als u gedurende deze vastentijd enkele uren met dergelijke gesprekken doorbrengt, vertrouw ik er dan ook op dat uw innerlijke mens hierbij baat zal vinden. Ik was van plan nog meer preken op te nemen, maar merkte dat veel daar- | |
[pagina 51]
| |
van niet authentiek waren of met niet-authentieke passages besmet waren geraakt. Wat een onbeschaamdheid hebben we maar al te vaak te betreuren als we verwijlen bij de monumenten uit de Oudheid! Het manuscript was met een fraaie hand geschreven en prachtig versierd met gouden letters en kleuren, maar de allereerste preek, met de beginwoorden ‘Ik heb lange tijd gezwegen’, had niets met Chrysostomus uit te staan. Ik heb die alleen maar vertaald om met een voorbeeld aan te tonen dat ik me niet voor niets zo vaak beklaag. De auteur ervan heeft de geschiedenis als aanleiding genomen voor zijn onderwerp - een alledaagse kunstgreep. En wat volgt daarop een onsamenhangend relaas! Vanuit de chaos komt hij aan bij mensen bij wie alles rustig was. Meteen daarop gaat hij als in zelfvergetelheid op tragische wijze tekeer: het menselijk leven is een grote warboel, vertrouwen bestaat niet en oprechtheid evenmin. Vanaf deze hoogte springt hij over naar de rijken en naar de hebzucht als de bron van deze kwaden, en komt dan met het bekende verhaal over de verfoeilijke rijkdom en de prijzenswaardige armoede. Vervolgens wordt Job tevoorschijn gehaald om aan te tonen dat voor de rijken de hoogste wijsheid erin bestaat te midden van hun overvloed de armoede af te wachten. Men voelt kortom dat hij er lukraak op los schrijft en zijn bladzijden vult met een verwarde woordenbrij, zonder iets te zeggen dat uit het hart komt. De gretigheid van de boekverkopers heeft dit heiligschennende spel met de eerbiedwaardigste auteurs gespeeld, niet minder met de Griekse dan met de Latijnse. En het is een schande te moeten vaststellen dat de christenen een grotere onbezonnenheid aan de dag hebben gelegd tegenover de kerkvaders dan de heidenen ooit hebben gedaan tegenover hun profane literatuur. Ik zing dit liedje zo vaak om de geleerden aan te sporen op zoek te gaan naar minder bedorven manuscripten en naar beste vermogen de beschikbare manuscripten te zuiveren die door bederf zijn aangetast. Ik zal dit boekje niet als onbetekenend beschouwen als ik zal vernemen dat het iets heeft bijgedragen aan uw vrome intenties. Het ga u goed. Freiburg im Breisgau, 1 maart in het jaar 1533 na de geboorte van Christus |
|