De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 19. Brieven 2751-2986
(2020)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd2766 Van Haio Cammingha
| |
[pagina 31]
| |
schuld een dergelijke streek hebben willen leveren door een poging te doen voor uw genegenheid jegens mij een nog grotere haat dan voor VatiniusGa naar voetnoot1. in de plaats te stellen. Van mijn kant, waarde leermeester en bij uitstek hoog te achten vader, zoals ik nooit iets van groter belang heb geacht dan de ongeschonden staat van onze wederzijdse vriendschap, zo heb ik nooit de hoffelijkheid beschaamd waarmee u mij bij vele genegenheden naar uw gewoonte op zeer beminnelijke wijze heeft ontvangen. Voor zover het mogelijk is iets terug te doen voor de talrijke diensten en de opeenstapeling van weldaden die u mij heeft bewezen, kunt u in elk geval alles eerder zeggen dan dat de toewijding van uw Haio tekortgeschoten is. Ik verzoek u dan ook geen besluit tegen mij te nemen zonder wederhoor en in uw vriendelijkheid mijn onschuld niet in hogere mate te bezwaren met een ernstige verdenking dan dat u meent zich lichtvaardig te moeten voegen naar bijzonder onduidelijke en vage geruchten. Ik heb nooit iets belangrijker gevonden of liever gewild dan onze wederzijdse vriendschap en heb steeds gewenst dat die eeuwig zou beklijven, iets dat nu door kunstgrepen van onbekenden wordt verhinderd. Ik zou nog veel meer kunnen schrijven over mijn beslissingen en voor alles rekenschap kunnen afleggen, zodat daardoor nog duidelijker zou blijken dat ik nooit iets van plan ben geweest dat in strijd is met onze verbondenheid in vriendschap, als ik mij niet al in diverse brieven van blaam had gezuiverd met betrekking tot mijn reizen, mijn zaken en de achterstallige betaling van het geld waarmee uw vrijgevigheid mijn nood had verlicht. Als u zich nog niet welwillend met mij heeft verzoend in verband met deze aangelegenheid en mijn funeste en verfoeilijke omzwervingen als van Odysseus (had ik die maar liever gemeden als de sirenen in plaats van zo ongelukkig te pletter te slaan tegen de rots van uw verbolgenheid, met de teloorgang van onze vriendschap als gevolg),Ga naar voetnoot2. dan wend ik mij af van uw boosheid en doe ik een beroep op uw beste gevoelens van mededogen en barmhartigheid, door u, vriendelijk als u bent, bij de goede en almachtige God te vragen en te smeken mijn menselijke kwetsbaarheid te ontzien en al mijn tekortkomingen te willen vergeten, temeer daar mijn vertrek eerder voortkwam uit een onverwachte gelegenheid die zich voordeed nadat ik van u was weggegaan dan uit een bewust beraamd plan. Toen ik wegging, kwam ik namelijk terecht in het gezelschap van enkele lieden die mij welgezind leken, maar mij zonder pardon in hun val lokten, mij van mijn voornemens afbrachten en het van mij gedaan kregen met hen een andere route te kiezen. Aangezien het gemakkelijker is het verleden te verwensen dan te verbeteren, zoals Hannibal bij Livius zegt,Ga naar voetnoot3. vraag ik u eens te meer vergeving te schen- | |
[pagina 32]
| |
ken voor wat ik heb misdaan. Mocht u in de toekomst iets in mij opmerken dat u minder goed bevalt, aarzelt u dan niet mij daarop te wijzen: hierdoor zal het mij uiteindelijk des te duidelijker zijn dat Cammingha onder de hoede van zijn leermeester staat, als die hem opwekt tot eerzaamheid en aanspoort tot de deugd. Zoals ik mij namelijk altijd evenzeer uw goedkeuring als uw genegenheid heb gewenst, zo word ik waarachtig door een hevige pijn getroffen wanneer ik zie dat anderen, die u niet in dezelfde mate zijn toegewijd, de warme gevoelens te beurt vallen die u mij voorheen toedroeg. Niet dat ik hen benijd om hun geluk, maar ik word bijkans verteerd door een kwellende smart (die u alleen kunt genezen) wanneer tot mij doordringt dat ik de vroegere mate van innigheid van onze vriendschap niet kan verkrijgen. Wat anders heeft die zogenaamde voorspelling te betekenen die, naar ik me herinner, in het geniep was aangebracht op de deur van mijn kamer in uw huis in Freiburg door een boosaardig persoon die jaloers was op onze vriendschap: ‘Elke minnaar wordt aan de kant gezet voor een opvolger’?Ga naar voetnoot4. Alsof men ook van vrienden moet wisselen wanneer men van woonplaats verandert, en alsof het niet beter is in de moeilijkste tijden over en weer ondersteuning te bieden wanneer men ver van elkaar verwijderd is dan elkaar te paaien wanneer men samen is en alles goed gaat. Wat mij betreft verklaar ik me in elk geval bereid de zwaarste en bitterste straf te ondergaan als ik de trouw die ik u, mijn beschermheer, verschuldigd ben, in mijn aanwezigheid of afwezigheid ooit zou verzaken. De dichter die zich in de geciteerde regel smalend en kwetsend uitliet over de afwezigheid van zijn vriend, kan dan ook beter zijn mond houden. Heel anders en veel beter was naar mijn mening de uitspraak dat men van een afwezige alleen het goede mag denken,Ga naar voetnoot5. omdat die uitspraak meer in overeenstemming is met de natuur en mij gepaster en waarschijnlijker lijkt. Terwijl ik zelf in Friesland verblijf, lijkt het aldoor alsof ik met u in Freiburg ben. Uw allervriendelijkste en alleraangenaamste woorden staan me namelijk dag en nacht zozeer bij dat ik mij overal in de buurt voel van uw gouden hart, mij lavend aan de heilige en overvloedige bron van uw volmaakte welsprekendheid. Werd mij maar gegeven dat uw hart mij voortdurend nabij zou zijn, zoals ik mag hopen dat in de nabije toekomst gebeuren zal. In de tussentijd is het toch mogelijk in mijn vele en diverse gedachten verlichting te vinden in mijn enige troost: dat niemand kan opdoemen die u meer toegenegen is dan ik, en dat de vriendschap van koningen en vorsten mij niet meer waard kan zijn dan de uwe. Ik zou dan ook willen dat u ervan overtuigd bent dat niets mij meer waard | |
[pagina 33]
| |
is dan uw erkentelijkheid. Wat dit betreft hoop ik eerdaags met mijn geloften en mijn inspanningen voldoening te verschaffen. U verzoek ik met klem mij van uw kant, gezien onze wederzijdse band, te laten weten hoe het met uw gezondheid staat, die mij niet minder aan het hart gaat dan die van mijzelf. Ik hoor namelijk dat u gaat verhuizen, zonder dat duidelijk is waarheen. Mocht ons vaderland zoveel glans hebben dat het u evengoed zou kunnen ontvangen als andere contreien, dan kan ik in elk geval van ganser harte, zo waarlijk helpe mij God, het huis met tuin waar nu doctor Haio gebruik van maakt, gratis ter beschikking stellen zolang u daar wenst te verblijven; het is mijn diepste wens dat dit kan gebeuren, dat u hiertoe zou besluiten en uw plannen hiermee zouden overeenstemmen. Want ik verklaar dat ik u alles verschuldigd ben vanwege de buitengewone diensten die u mij heeft bewezen en de uitzonderlijke vriendelijkheid die u mij heeft betoond; als een stadsomroeper verkondig ik dit nadrukkelijk en graag aan iedereen, zoals het mij betaamt. Ook wens ik dat iedereen gelooft dat geen taak zo zwaar is of Haio zou zich niet verplicht voelen die (voor zover hij kan) voor zijn beschermheer Erasmus met veel plezier op zich te nemen en tot een goed einde te brengen. Moge God intussen uwe excellentie en allen die u dierbaar zijn voor ons en voor de christelijke gemeenschap zo lang mogelijk in goede gezondheid bewaren. Neemt u mijn gezwatel niet kwalijk alstublieft. Leeuwarden, 15 februari Haio Cammingha van Friesland, uw vriend (of u wilt of niet) en zeer toegewijde dienaar |
|