De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 19. Brieven 2751-2986
(2020)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermdDesiderius Erasmus van Rotterdam aan de hooggeachte heer Theobald Fettich, expert in de geneeskunde, hartelijk gegroetU moet weten dat de wijzen uit de Oudheid niet voor niets hebben gezegd dat de gratiën elkaar de bal toespelen,Ga naar voetnoot1. hooggeachte heer. Hier komt dan ook uw Ptolemaeus naar u terug,Ga naar voetnoot2. die u ongetwijfeld, met de oprechtheid die u eigen is, des te meer zult koesteren en als uw eigendom zult beschouwen nu u hem voortaan deelt met allen die zich toeleggen op de ware geleerdheid. De met klatergoud behangen giften van de fortuin verliezen door gemeenschappelijk bezit hun waarde; wat waarlijk goed is, wordt beter en aanzienlijker naarmate het wijder wordt verbreid. U heeft gratis een exemplaar van de Griekse tekst aan de drukker afgestaan. U had, gelooft u mij, uw bezit niet op gelukkiger wijze kunnen verkopen, zelfs als Hercules u belasting was verschuldigdGa naar voetnoot3. en Mercurius u gunstig gezind zou zijn. Er zijn nu vele duizenden geleerden die de naam van Theobald zullen prijzen, zijn rechtschapenheid zullen liefhebben en dank zullen betuigen aan zijn vrijgevigheid. Welke winst kan een nobele geest met deze beloning vergelijken? Dikwijls verwonder ik mij erover dat eeuwenlang niemand zich geroepen voelde een waardige vertaling voor een Latijns gehoor te maken van een zo oude schrijver (want het staat wel vast dat hij onder Trajanus en Antoninus Pius leefde; dit blijkt uit boek 7, hoofdstuk 5 van zijn Almagest en uit boek 2, | |
[pagina 24]
| |
hoofdstuk 1 van datzelfde werk) die bovendien de geografie (die misschien wel de aangenaamste en de noodzakelijkste is van de mathematische wetenschappen) op zo'n manier behandelde dat hij alle vroegere auteurs over hetzelfde onderwerp met gemak in de schaduw stelde, en alle latere auteurs de weg wees. Ik hoef er niet op te wijzen hoe een tweetal vertalers hem heeft behandeld, aangezien de zaak voor zich spreekt en door Johannes Regiomontanus, een man van uitmuntende geleerdheid, terecht in een boek aan het licht is gebracht.Ga naar voetnoot4. Enkele jaren geleden is Willibald Pirckheimer, wiens naam eeuwig in herinnering verdient te blijven, op gelukkige wijze aan deze grootse taak begonnen en men zou wensen dat hij zijn werk had kunnen voltooien; zijn dood heeft hem zijn succes en ons de vruchten daarvan onthouden.Ga naar voetnoot5. Nu verschijnt dan van de pers van Froben een Ptolemaeus die in zijn eigen taal spreekt. Want hoewel hij uit Alexandrië kwam, werd in het grootste deel van Egypte destijds Grieks gesproken, een taal waarvan hij zich kennelijk uitstekend wist te bedienen, al vereist een wetenschappelijke verhandeling van dit genre eerder een exacte, nuchtere en heldere taal dan een luisterrijke en weelderige stijl. Ik ontken beslist niet dat aan Willlibald zeer veel dank toekomt, maar wie Grieks kent en Ptolemaeus in het Grieks heeft gelezen, zal toch erkennen dat er enig verschil bestaat tussen een vijver, hoe helder die ook is, en de bron zelf. Verscheidene Griekse en ook Latijnse auteurs hebben de geografie in samenhang met de kosmografie behandeld en geen van hen deed dat zorgvuldiger en uitvoeriger dan Strabo. Maar Ptolemaeus gaf deze tak van wetenschap als eerste een juiste methode door de breedte van de hele aarde van pool tot pool en de lengte van oost naar west te meten, een vergelijking makend met de afstand van de bewoonbare aarde tot de hemel, zodat voortaan niemand zich bij wijze van spreken nog hemelsbreed kon vergissen.Ga naar voetnoot6. Hadden we nu ook de notities over de afstanden nog maar in hun oorspronkelijke vorm, zoals ze door Ptolemaeus zijn overgeleverd, vooral in boek 8! Hopelijk zal ook deze taak door iemand worden aangevat die over voldoende vindingrijkheid, geleerdheid en vrije tijd beschikt voor een zo lastige opgave. Er is niettemin één moeilijkheid die men bezwaarlijk aan de kopiisten van de tekst kan wijten: over de hemelgraden bestaat een opmerkelijk meningsverschil. Ptolemaeus schrijft in boek 1, hoofdstuk 7 en opnieuw in boek 7, hoofdstuk 5, dat met elke graad van de grote hemelcirkels 500 stadiën op aarde corresponderen. Eratosthenes daarentegen houdt het op 700 en wordt hierin | |
[pagina 25]
| |
blijkbaar gevolgd door Plinius, Strabo en de meeste andere auteurs uit de Oudheid. Hoe dit heeft kunnen gebeuren, begrijp ik nog niet. Het is immers weinig aannemelijk dat zulke grote auteurs ten aanzien van de afzonderlijke hemelgraden 200 stadiën van elkaar verschillen, terwijl het evenmin heel waarschijnlijk is dat Ptolemaeus al zijn voorgangers een zo ernstige misrekening heeft willen aanwrijven, temeer daar hij die nergens weerlegt, terwijl hij in andere gevallen nauwgezet is in dit opzicht: hij keurt in het werk van MarinusGa naar voetnoot7. immers menige zaak af. Als Ptolemaeus misschien een andere lengte aan een stadium geeft dan zijn voorgangers, was het van groot belang de lezer ook hierop te wijzen. Maar ik laat het aan de geleerden uit te zoeken wat het probleem behelst. Degenen die belast zijn met het onderwijs in de geesteswetenschappen zouden de jongeren die streven naar een gedegen scholing zeker van dienst zijn als zijn met alle middelen hun belangstelling wekken voor de geografie en als zij, naar het voorbeeld van de ouden, haar behandelen na de eerste kennismaking met de grammatica. Door de grote inspanningen van zeer velen is bereikt dat deze wetenschap niet zoveel moeite en ook niet zoveel tijd vergt. Vroeger ging het moeizamer, toen men er nog aan twijfelde of de hemel bolvormig was, omdat sommigen beweerden dat de aarde in de oceaan dreef als een bal in het water, waarbij alleen de bovenkant erbovenuit stak en de rest door water was omgeven; ook over veel andere onderwerpen werden vergissingen begaan door degenen die over deze tak van wetenschap schreven. Nu door vele anderen, maar in de eerste plaats door Ptolemaeus, de draad is aangereikt waarlangs iedereen met gemak een uitweg uit het doolhof kan vinden, ligt de weg open die men met weinig inspanning kan bewandelen om snel uit te komen bij de top van deze wetenschap. Degenen die haar verwaarlozen, moet het dikwijls te moede zijn of zij duizelen wanneer zij de werken van de betere auteurs doorbladeren. Van mijn kant, zeergeleerde heer, zeg ik u hartelijk dank, zoals gepast is, niet zozeer namens de drukker en mijzelf als namens allen die belang stellen in de wetenschap; het is niet meer dan billijk dat zij u en de uwen vanwege uw buitengewone weldaad altijd alle goeds toewensen. Het ga u goed. Freiburg im Breisgau, 1 februari in het jaar 1533 na Christus' geboorte |
|