meen felle aanval op diens persoon. Erasmus verweerde zich daartegen in zijn Purgatio, volgens zijn medestander Johann Koler met meer zachtheid dan Luthers onbeschaamdheid verdiend had (brief 2973).
Oorlogen die mede om het geloof werden uitgevochten, waren er intussen toch wel en ook daarvan keren de sporen in de correspondentie terug. In het voorjaar van 1534 werd het hertogdom Württemberg, dat in 1519 aan hertog Ulrich was ontnomen en een jaar later aan Karel v was toegekend, met Franse steun veroverd door de lutherse landgraaf Filips i van Hessen. Ulrich, eveneens lutheraan geworden, werd door de machteloze rooms-koning Ferdinand als hertog erkend en voerde in Württemberg de Reformatie door. De al genoemde Johann Koler zag hierin de voorbode van een algemene godsdienstoorlog die het Duitse rijk zou ontvolken en vernietigen (brieven 2936, 2937) - een tamelijk adequate voorspelling van de Dertigjarige Oorlog. Van de machtsovername in Münster door de wederdopers (januari 1534), het daaropvolgende schrikbewind ingesteld door Jan van Leiden en de belegering van de stad door de plaatselijke bisschop en de hertog van Gulik kreeg Erasmus een uitvoerig verslag uit de eerste hand van Viglius van Aytta, die kort voor de machtsovername als kerkelijk rechter was aangesteld door de bisschop (brief 2957). Pas in juni 1535 zou de stad worden ingenomen.
Ook van elders uit Europa ontving Erasmus verontrustende berichten. Thomas More, de grootste vriend die Erasmus heeft gehad, en John Fisher, bisschop van Rochester, werden in 1534 gevangengezet na hun weigering koning Hendrik viii te erkennen als hoofd van de Engelse kerk. In 1535 zouden beiden worden onthoofd. In het pausgezinde Spanje werden eveneens diverse geleerden gevangengezet, onder wie Erasmus' correspondent Juan de Vergara. Een directe aanval van katholieke zijde kreeg Erasmus in 1533-1534 slechts eenmaal te verduren, in de vorm van preken voor de vastentijd van de franciscaan Johann Ferber. De preken verschenen bij de Antwerpse drukker Michiel Hillen, die nota bene in vroeger jaren werk van Erasmus had uitgegeven. Erasmus verwaardigde zich niet tot een weerwoord, maar verzocht regeringsleider Jean de Carondelet om maatregelen tegen de drukker, die prompt werden genomen (brieven 2899, 2912).
Bij de vertaling en de annotatie van de brieven is dankbaar gebruik gemaakt van de Engelse vertaling van de brieven (tot en met brief 2939) door Clarence H. Miller en James M. Estes voor de Collected Works of Erasmus, uitgegeven bij de University of Toronto Press. De uitgever is zo vriendelijk geweest deze vertaling nog voor de verschijning ervan ter beschikking te stellen. Mijn mederedacteuren Jan Bedaux en Tineke ter Meer hebben mijn vertaling met grote zorgvuldigheid doorgenomen en daarin talloze ongerechtigheden her-