De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 18. Brieven 2516-2750
(2020)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermdErasmus van Rotterdam groet de zeer illustere doctor Bonifacius AmerbachHet is werkelijk buitengewoon en bovenmatig aardig en bescheiden van je, mijn allerdierbaarste Amerbach, dat je je vrienden, nog meer dan jezelf, allerlei heuglijks toewenst, maar het zorgvuldig voor je vrienden verborgen houdt als je iets ergs is overkomen, terwijl ook terecht is gezegd dat vrienden hun leed met elkaar delen.Ga naar voetnoot1. Je wilt alleen met je verdriet zijn, als het lot je een wond heeft toegebracht, maar als mij iets droevigs overkomt, is het voor jou niet genoeg deelgenoot van het verdriet te worden, je wordt er meer door geraakt dan wanneer het jouw eigen leed zou zijn. Je dochtertje is overleden,Ga naar voetnoot2. en wat voor mij veel erger is, jij bent bijna met haar gestorven, beste kerel, en je ziekte heeft geen andere oorzaak dan het verdriet. Ik kwam er pas laat achter dat zoiets vreselijks was gebeurd, en niet eens via jouzelf, maar via je arts die toevallig deze kant op ging. En zo was ik, nietsvermoedend, bijna tegelijk met jou omgekomen. Ik weet, mijn beste Bonifacius, hoezeer je je privé aan bloedverwanten of aangetrouwde familie hecht en daarbuiten aan je vaderstad, en daarom kan ik wel raden hoe wreed je verteerd wordt door verlangen naar je dochtertje, dat je zo liefhad, dat je zo | |
[pagina 310]
| |
koesterde, waar je zo dol op was, de eersteling immers van je huwelijk, die jou het eerst de allerzoetste naam van vader gaf en je ermee verzoende dat je de vrijheid van het ongetrouwd zijn, die je altijd heerlijk vond, hebt verwisseld voor de banden van het huwelijk, waar je eerst zo van leek te gruwen, dat je er slechts met moeite toe gebracht kon worden een vrouw te nemen; daar was tweeërlei krachtig geschut voor nodig: verlangen naar een erfgenaam en de aansporing van vrienden. Want voor die reine geest van jou geldt dat genot niet meetelt, zoals ze zeggen dat de inwoners van Megara niet meetellen.Ga naar voetnoot3. Omdat ik jouw karakter vrij goed ken, verwachtte ik dus zonder meer dat je hevig mee zou voelen, maar ik was niet bang dat je mee ziek zou worden en mee zou sterven, aangezien ik op andere momenten je buitengewone standvastigheid had leren kennen. Maar het zou redelijk zijn dat jij, als beroemd jurist, die in openbare colleges, die zeer geprezen worden, anderen leert te gehoorzamen aan de wetten van de keizers, zelf met des te meer berusting aan de wetten van de natuur zou gehoorzamen, die de gewillige leiden en de onwillige meetrekken.Ga naar voetnoot4. Hoewel je verdriet dit verlies groter doet lijken, kun je in elk geval niet ontkennen dat het te herstellen is, mits jij samen met je vrouw behouden blijft, omdat voor jullie allebei het leven niet alleen onverzwakt, maar zelfs in volle bloei en op zijn hoogtepunt is. Wat als je huwelijk onvruchtbaar was geweest, waaraan jij als iemand met verstand van tevoren gedacht behoorde te hebben, aangezien het velen overkomt? Want het is nodig dat iedereen die trouwt, voorbereid is op wat ieder mens kan overkomen: onvruchtbaarheid van de partner, verlies van dierbaren en eenzaamheid. Maar jij bent nog niet kinderloos, omdat je andere dochter nog leeft.Ga naar voetnoot5. Hoe vreselijk is het wat je hebt meegemaakt? Wat anders is het dan dat je een stralende ster hebt toegevoegd aan de reien van hemelse maagden? Zij is blij, juicht en danst, omdat ze toegang tot de eeuwige vreugde heeft gekregen voordat ze bezoedeld werd met het kwaad van dit leven vol ellende - en jij, ontroostbaar, stort tranen, of nee, je stort geen tranen, maar sterft met haar! Alleen een takje, of liever een bloesempje is van de boom geplukt, maar de stam is behouden en de wortels zijn ongedeerd. Wat als God je met dit verlies op de proef wilde stellen, om te zien hoezeer je op hem vertrouwt? Wat als God je in plaats van het dochtertje dat hij wegnam een zoon schenkt,Ga naar voetnoot6. die | |
[pagina 311]
| |
niet alleen je vermogen zal erven, maar ook die nauwgezette eruditie van je, samen met alle mogelijke goede eigenschappen? Want je bent veel gezegender door die rijkdom, mijn beste Bonifacius, dan door grondbezit of geld, hoewel ook die extraatjes van de fortuin, nagelaten door je voorouders, voldoende zijn om niet alleen onafhankelijkheid, maar ook aanzien te garanderen. Van de materiële rijkdom is wat jullieGa naar voetnoot7. grondbezit noemen het minst onderhevig aan de grillen van de fortuin. Maar als grondbezit betekent ‘wat onroerend is’, komt de eer van die bijnaam alleen geestelijke rijkdom toe. Huizen worden behalve door de gruwelen van de oorlog door brand vernietigd; zeewater, dat amper rotsachtige bergen spaart, stroomt over akkers. Alleen deugdzaamheid valt niet onder het gezag van de fortuin. Als je daarom deze kleine verwonding die de Heer toebrengt om je geloof te beproeven geduldig verdraagt, vertrouw ik erop dat hij overeenkomstig zijn goedheid het verlies van het kleine meisje zal compenseren met een schrandere jongen, die die rijkdom van je, die de bezittingen van Croesus ver overtreft, volledig kan overnemen; een jongen die zorgt dat we jou in tweevoud hebben, die je niet oud laat worden of sterven. Deze hoop had je overeind moeten houden, mijn zeer geleerde vriend. Je hoorde niet de hele tijd je blik te richten op wat je ontnomen werd - als dat al ‘ontnomen worden’ is: naar de hemel vooruitgezonden worden. Je moest in gedachten houden hoeveel kinderen er nog in jou verborgen waren. Denk je ook eens in dat je geen kinderen had gekregen. Zullen we God voor het gerecht dagen omdat hij niet heeft gegeven wat hij bij het begin van je huwelijk niet heeft beloofd? Stel dat je veel lieve kinderen kreeg, die je evenwel meteen werden ontnomen, wat zullen we voor rechtmatige klacht tegen God kunnen indienen? Wat hij gaf, is kosteloos; dat hij wat hij gaf terugeiste omdat hij het wilde, is iets waartoe hij het volste recht had; want hij wilde niet dat dit voor altijd was, maar te leen. In Engeland maakte ik kennis met de moeder van John Colet, een uitzonderlijk vrome dame;Ga naar voetnoot8. zij kreeg bij dezelfde echtgenoot elf zonen en evenveel dochters; die hele schare is haar ontnomen, behalve Colet, die de oudste was. Ook haar echtgenoot is van haar weggenomen toen ze op hoge leeftijd was; ze naderde reeds de negentig; haar uiterlijk was zo ongeschonden, haar gedrag zo levendig, dat je zou zeggen dat ze nooit rouw gekend heeft, nooit gebaard heeft. Uiteindelijk overleefde ze, als ik het wel heb, ook Colet. Wat deze vrouw zoveel veerkracht gaf was niet geleerdheid, maar eerbied voor God. En jij, een man, met zo'n opleiding, zoveel verstand, zoveel tegenwoordig- | |
[pagina 312]
| |
heid van geest bij andere dingen, sterft met je dochtertje? Omdat we allemaal vanaf de geboorte aan deze wet onderworpen zijn, omdat dergelijke gebeurtenissen, waarheen je je ook wendt, overal te zien zijn, van hoeveel verstand getuigt het in hemelsnaam verbijsterd te zijn alsof er iets onverwachts en wonderbaarlijks gebeurt, als een menselijke gebeurtenis plaatsvindt? In andere situaties vonden de Ouden het een schande te zeggen: ‘Dat had ik niet gedacht’.Ga naar voetnoot9. In dit geval getuigt het van waanzin wanneer iemand dat zegt. Want wat zegt hij anders dan: ‘Ik had niet gedacht dat ik een mens was’? Je zult zeggen (ik weet het) dat ik laat ben met mijn troost, ja, dat ik in plaats van te troosten een berisping geef. Het eerste moet je jezelf aanrekenen, mijn beste Bonifacius, omdat je niet wilde dat ik zou weten welke droevige gebeurtenis er bij je thuis had plaatsgevonden. Het tweede zal er misschien toe leiden dat je voortaan beter gewapend bent tegen wat een mens kan overkomen. Micio verbaast zich er bij Terentius over dat iemand iets in zijn hart kan sluiten wat hem dierbaarder is dan hijzelf.Ga naar voetnoot10. En zeer gehecht zijn aan dierbaren is inderdaad een teken van een menselijk en zachtmoedig hart. Maar ik denk dat zelfs Micio niet, als Aeschinus door een of andere gebeurtenis van hem weggenomen was, ziek geworden zou zijn van droefheid. Maar dan jij! Terwijl je je over je eigen situatie geen zorgen maakt en de tegenslagen moedig draagt, word je door de ziekte van een ander overmeesterd, wat, vrees ik, zelfs je dood wordt. Wat denk je daar in vredesnaam mee te bereiken? Kan ze soms met tranen weer tot leven gewekt worden? Als God jouzelf van je terugeist, zul je, als ik je goed ken, in stille berusting gehoorzamen. Hij heeft je dochtertje teruggeëist en je kwijnt weg van verdriet? Besef je wel hoeveel mensen je van een dierbare zult beroven door de dood van één, als zal gebeuren wat God verhoede: vrouw, dochter, broer, zuster, schoonvader, wij als vrienden die met jou geheel een van geest zijn en met jou gevaar lopen. Van wat een hoog gewaardeerde schat zul je ten slotte je vaderland beroven, waarvoor je evenzeer tot steun als tot sieraad bent, waarvoor je met recht geldt als iemand die opweegt tegen vele anderen!Ga naar voetnoot11. Als je weinig om je gezondheid geeft, moet je in elk geval met het oog op hen rekening houden met je eigen welzijn. Er is niemand die je beter zal kunnen troosten of vermanen dan jijzelf, mits je jezelf om raad vraagt voor jezelf, en je tegen jezelf dezelfde dingen zegt die je tegen een ander in een vergelijkbare situatie zou zeggen. Je moet ech- | |
[pagina 313]
| |
ter niet die persoon om raad vragen die zich al te zeer aan dierbaren hecht, maar die flinke, grootmoedige filosoof, die ik steeds zo in je heb bewonderd. Terecht leerden de oude wijzen dat je niets in deze wereld mag bewonderen, dat wil zeggen, al te zeer liefhebben, zodat er geen bovenmatig verdriet volgt als het je wordt ontnomen. Mij jaagt het voorbeeld van je broer Bruno schrik aan, die ten onder ging aan verlangen naar zijn verloren echtgenote.Ga naar voetnoot12. Hoeveel goeds hebben we in die man verloren! Bovendien ontneemt God ons soms iets wat we hebben juist omdat we het bovenmatig liefhebben, en we het idee hebben dat het van onszelf en eeuwigdurend is wat te leen is, en dan ook nog voor onbepaalde tijd, zodat degene die uitleent de vrijheid heeft om ieder moment terug te vragen wat hij gegeven heeft. Je zou kunnen zeggen dat het menselijk bestaan ook hierbij een soort Nemesis kent.Ga naar voetnoot13. Ik ben pas laat van je slechte gezondheid op de hoogte gesteld en heb nog niet gehoord dat je beter bent. Daar maak ik me grote zorgen over, en ik zal die bezorgdheid niet van me af kunnen zetten, tenzij je in een eigenhandig geschreven brief zegt dat ik gerust kan zijn. Over drie dagen zal ik een van mijn eigen dienaren naar je toe sturen, die een paar dagen bij jullie zal blijven; via hem zul je zonder problemen kunnen schrijven wat je wilt. Ik heb onlangs een brief van Jacopo Sadoleto gestuurd, die ik samen met een voor mij ontving in hetzelfde omhulsel. Ik stuur nu drie bundeltjes brieven die uit Italië komen, als ik het wel heb. Ze bereikten mij via Augsburg. Een hartelijke groet aan Basilius,Ga naar voetnoot14. je vrouwGa naar voetnoot15. en anderen die je zeer dierbaar zijn. Het ga je goed, mijn zeer geliefde vriend. Freiburg, 6 juli 1532 |
|