2649 Van Bonifacius Amerbach
[Bazel], 15 mei 1532
Een hartelijke groet. Zo ergens, dan heb je in je laatste briefGa naar voetnoot1. een onbetwijfelbaar bewijs van je welwillendheid jegens mij gegeven, door op mijn vragen zo vriendelijk te antwoorden dat je me van een schuldenaar uiteindelijk een tijdelijke slaafGa naar voetnoot2. hebt gemaakt. Ik weet, onvergelijkelijke Erasmus, hoeveel ik je verschuldigd ben, en ik besef ook hoezeer ik niet in staat ben mijn schuld af te betalen. Als er iets met genegenheid en dankbaarheid wordt bereikt (want meer kan ik niet), zal ik present zijn en zonder twijfel een trouwe schuldenaar zijn; de ontvangen weldaden zullen mij immers altijd bijblijven.
In heb eindelijk de mensen uit Dole antwoord gegeven en voor de eervolle voorwaarden die ze aanboden zo zorgvuldig mogelijk bedankt. Verder wilde ik geen andere redenen voorwenden dan die waardoor ik werkelijk werd vastgehouden. Ik had gemerkt dat mijn vrouw niet echt zin had om weg te gaan en mijn schoonvader moeite had met het laten gaan van zijn dochter en zelfs aarzelde; de magistraat hier was ook niet toeschietelijker en wees me op de gemaakte afspraken en mijn vaderstad. Wat kon ik doen, of wat was er verder nog nodig? Ikzelf meende in elk geval dat het niet goed was mijn reputatie te vergooien als het gaat om het nakomen van gemaakte afspraken, en evenmin om me te verzetten tegen de genegenheid die mijn schoonvader voor zijn enige dochter koesterde. Al twijfelend heb ik me uiteindelijk met minder pijn in het hart ervan losgemaakt omdat ik niets geef om het doel waar zijdelings op gemikt moest worden, namelijk het hof, aangezien ik van nature zo geaard ben dat ik liever als privépersoon wil leven, en het hofleven van jongs af aan in mijn ogen niets anders was dan ellende met een glans. Wat overigens mijn vak en mijn vaderstad aangaat, hier had ik aan mijn liefde kunnen toegeven, daar had ik het gehate, of eerder weerzinwekkende geruzie op een of andere manier moeten slikken, gesteld dat het overige aan mijn wensen had beantwoord. Maar meer daarover als we elkaar een keer zien.
Als Polyphemus zo verdergaat, zal hij met een wij ziging van de laatste lettergrepen PolypotesGa naar voetnoot3. worden.
Het ga je goed, zeer illustere Erasmus
15 mei 1532
Bonifacius Amerbach, van harte de jouwe