De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 18. Brieven 2516-2750
(2020)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd2648 Van Jacopo Sadoleto
| |
[pagina 262]
| |
ging. Al die tijd heeft mijn studie, die ik moest onderbreken, stilgelegen en heb ik niets wat een man past kunnen doen. Nu heb ik evenwel mijn oude bezigheid weer opgevat, waarover ik u eerder had geschreven, namelijk het schrijven van een commentaar op de brief van Paulus aan de Romeinen. Ook al is dat het moeilijkste werk dat er bestaat, zoals u ook beseft en ik in de praktijk ervaar, toch blijf ik bij mijn voornemen. Moge God zijn zegen geven aan de uitkomst van mijn plannen, zoals het van mijn kant niet aan werklust en ijver zal ontbreken!Ga naar voetnoot2. Het kwam bijzonder goed uit dat ik een Griekse druk met commentaren van de heilige Chrysostomus op alle brieven van Paulus in handen kreeg; die werd mij door de bisschop van VeronaGa naar voetnoot3. als geschenk toegestuurd. Ik denk dat geruchten daarover, of misschien wel het boekwerk zelf, u bereikt zullen hebben. Ik wil beslist dat u de beschikking hebt over datgene wat u (naar u schrijft) miste toen u aan datzelfde karwei begon, voor het geval u nu wilt afmaken waar u al een tijd geleden een begin mee had gemaakt. Ik zal de diensten van Froben niet versmaden wanneer het tijd zal zijn om het te laten drukken, vooral wanneer u, zo'n belangrijke raadgever, er zorg voor draagt dat het goed gedaan wordt. Maar meer nog zal ik behoefte aan uw oordeel hebben, mijn beste Erasmus, iets waar ik altijd zeer veel waarde aan hechtte en zal hechten. Het onderwerp stelt hoge eisen, ikzelf schrijf moeizaam en traag. Ik ontdek zelfs nieuwe betekenissen, en dat zijn er niet weinig; welke bruikbaar zijn of niet (ik vertrouw mezelf immers onvoldoende), is iets waarover ik het oordeel van mannen als u (zo die er zijn) te weten moet komen; in de eerste plaats dat van u, omdat u in dat genre als enige, of bij uitstek, niet alleen kennis (die in uw geval enorm is) aan de dag legt, maar ook een bloemrijke en indrukwekkende stijl hanteert. Ik ben bijzonder verheugd dat Basilius de Grote, sprekend in zijn eigen taal, door u is gepubliceerd en onder de mensen is verspreid. Dat hij aan mij is opgedragen,Ga naar voetnoot4. is immers een duidelijker blijk van uw oordeel over mij dan ik verwacht zou hebben, of dan ik denk waard te zijn. Maar uw vriendelijkheid en welwillendheid zijn van dien aard dat u eerder let op wat u behoort te geven dan op wat ik behoor te krijgen. Ik ben u daarvoor zeer dankbaar en zal mijn dankbaarheid bij gelegenheid ook laten blijken. Dat u zo vaak en door zo velen wordt aangevallen, vind ik uiterst merkwaardig en bijzonder ergerlijk; ik zie ook niet wat de reden is, tenzij het misschien dat ene is waarover ik al een tijd geleden aan u schreef: namelijk uw reputatie, die zo'n hoogte heeft bereikt, dat ze kennelijk aan alle winden van | |
[pagina 263]
| |
de jaloezie is blootgesteld. Want zij die zich opgeven voor deze worstelschool van de theologie, kiezen, om zich vanaf de start enige populariteit onder het volk te verwerven, een beroemde naam waar ze tegenaan kunnen schoppen; de rivaliteit zelf laat vervolgens de ruzie aanzwellen. Maar als ik u was, zou ik in het algemeen eens en voor altijd iedereen van repliek dienen, met één verweerschrift. Daarin zou ik deels daden en beslissingen uit mijn jeugd rechtvaardigen, mocht er iets zijn wat ik op die leeftijd al te vrijmoedig had neergeschreven, deels ook met gematigdheid en wijsheid herzien wat kwaadwillige critici, zo niet echt, dan toch schijnbaar een aangrijpingspunt zou kunnen geven - we zien dat dit door de allergrootste leraren gedaan is, en dat waren zeer heilige mensen. Ten slotte zou ik mijn volledige opvatting van het katholieke geloof zo uiteenzetten, dat het voor niemand aan twijfel onderhevig kan zijn hoe ik erover denk. Na publicatie van zo'n werk zou ik voor altijd het stilzwijgen bewaren tegenover kwaadwilligen; zowel de feiten en de waarheid als uw uitstekende reputatie en deugdzaamheid zouden het onbeschaamde gedrag en de vijandige kritiek van deze lieden ontzenuwen. Maar ik zeg dit niet om u aan te sporen (want u hebt niemands aansporing nodig) als wel om te getuigen van mijn mening en gezindheid. Kon ik maar met recht bedroefd zijn over de dood van Oecolampadius,Ga naar voetnoot5. want dat paste bij de belezenheid en kennis van de man, als hij niet op een ander gebied gevaarlijk was gebleken. Ik kijk met ongeduld uit naar uw psalm en wil die graag lezen.Ga naar voetnoot6. Ik hoor dat er een boek met uw brieven is verschenen en dat het in Lyon verkrijgbaar is;Ga naar voetnoot7. ik heb mensen gestuurd om het voor mij te kopen. U moet intussen, mijn beste Erasmus, als u mij liefhebt, uw best doen om gezond te blijven en uw ouderdom volgens uw gewoonte draaglijk te maken met de beoefening van de edelste soort wetenschappen en het besef van de juiste beslissingen. Ik, die u bijzonder genegen ben, zal in geen enkele situatie uw reputatie, uw roem en ook uw wensen verwaarlozen. Het ga u goed. Carpentras, 8 mei 1532 |
|