2626 Van Henricus Cornelius Agrippa
Keulen, 17 maart 1532
Een groet. Ik heb kort geleden, zeer geachte Erasmus, die zeer vriendelijke brief van u,Ga naar voetnoot1. die de priester Andreas voor mij meebracht, beantwoord en geregeld dat de mijne via Maximilianus Transsilvanus aan u werd overhandigd. Ik weet niet of u hem ontvangen hebt, ik denk van wel, ook al heb ik van u niets anders ontvangen; ik was namelijk enkele dagen weg uit Brabant, op bezoek bij de zeer eerwaarde en illustere keurvorst, de aartsbisschop van Keulen,Ga naar voetnoot2. die u liefheeft en vereert als geen ander. We hebben het heel vaak over uw volkomen zuivere en onweerlegbare leer. Er zijn in zijn omgeving talloze mensen die uw lof verkondigen, onder wie Tielmannus Gravius, een zeer enthousiaste bewonderaar van u. Toen hij had verteld dat hij een geschikte bode had die naar u toe ging, vond ik het onbillijk dat hij zonder een brief van mij vertrok, ook al heb ik niets om op dit moment aan u te schrijven, behalve dat ik u voortdurend zeer toegedaan en verplicht ben, omdat u zich verwaardigde mij, een onbekende die niet bijzonder geletterd is, aanzien te verlenen met een brief van u, waarbij u het initiatief nam. Aangezien uw menslievendheid dus inhoudt dat u, een beroemd man, een brief van een onaanzienlijk iemand niet versmaadt, moet u me mijn overmoedigheid vergeven als ik u vraag mij een keer in een vrij moment terug te schrijven. Want ik hoop dat we daarna snel een onderwerp zullen hebben naar aanleiding waarvan we ook over belangrijke zaken zeer geregeld over en weer kunnen schrijven en terugschrijven. Ik wens u het allerbeste. Keulen, 17 maart 1532
Ik zal nog een maand hier blijven, om vervolgens naar Brabant terug te keren.
Henricus Cornelius Agrippa, Uwe Excellentie zeer toegedaan, eigenhandig
Aan zijn zeer geachte vriend Erasmus van Rotterdam, theoloog, onberispelijk wat betreft leer, levenswandel en karakter. Freiburg im Breisgau