De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 18. Brieven 2516-2750

2546 Van Bonifacius Amerbach
Bazel, [20 september]^1. 1531

Een hartelijke groet. Mijn schoonvader had een paar dagen geleden een edelman, een van de koninklijke raadsheren, samen met zijn familie onderdak geboden, totdat hij een huis zou huren. Maar de sterren stonden niet goed. Want op de dag van aankomst werd een van de dochters 's nachts ziek; ze stierf binnen drie dagen. Nu is ook mijn schoonvader uit zijn huis verbannen. Niets is evenwel belangrijker voor hem dan dat je zo snel mogelijk van de hele ramp op de hoogte wordt gebracht; hij heeft zijn zoon naar Krozin-

1. De lezing van het handschrift is ‘12 Cal. Septembr.’, d.i. 21 augustus. Mogelijk is ‘12 Cal. Octobr.’ bedoeld, d.i. 20 september. De inhoud van de brief stemt overeen met die van nr. 2542.

[p. 69]

gen gestuurd, voor het geval je misschien op weg was gegaan. [En wel op die dag waarop de kanunnik had gezegd dat zijn personeel er zou zijn.]^2.

Het gerechtelijk onderzoek aangaande mijn zaak^3. wordt nog altijd verdaagd. Het is te hopen dat ze gehoor geven aan de christelijke naastenliefde, die niet zelfzuchtig is, maar geduldig en vol goedheid, die alles gelooft, die alles hoopt.^4. Ooit klaagden we over de Babylonische slavernij onder de paus. Maar als ze zo doorgaan, zullen we vast en zeker vrije mensen worden! [Ik stuurde je gisteren een brief, die je waarschijnlijk wel ontvangen hebt. Ik hoop je binnenkort te zullen bezoeken.] Velius bracht die van jou,^5. waarop ik gisteren antwoordde.

[21 augustus] 1531

2. Deze zin en de een na laatste zijn in het handschrift doorgehaald.

3. Zie brief 2519, noot 1.

4. 1 Korintiërs 13:4 en 7; vgl. (ook voor het volgende) brief 2538.

5. Misschien brief 2541; zie het begin van nr. 2543.