2542 Van Bonifacius Amerbach
[Bazel, ca. 19 september 1531]
Een hartelijke groet. Niet zozeer uit beleefdheid, zeer illustere Erasmus, als wel naar waarheid had ik geschreven dat niets mijn schoonvader meer plezier zou doen dan jouw komst; ik had immers zeer nadrukkelijk orders gekregen om je dat te laten weten. Maar nu ben ik blij dat je door de slordigheid van Bebel en, zoals je schrijft,Ga naar voetnoot1. door de onbetrouwbaarheid van de voerman verhinderd werd op weg te gaan. Want wat er intussen in het huis van mijn schoonvader gebeurd is, daarover ben je door zijn zoon geïnformeerd, die daarom naar je toe is gestuurd. Hij had een edelman, raadsheer van Ferdinand, die daarnaartoe was gegaan om de pest te ontvluchten, voor een of twee dagen onderdak geboden, tot hij een huis zou hebben gehuurd. Een van zijn dochters werd op de dag van aankomst ziek en is binnen drie dagen gestorven.
Ik weet niet wat ik over mijn situatie moet schrijven. Ik sta, moet ik eerlijk bekennen, op een driesprong.Ga naar voetnoot2. Wat valt er hier niet te hopen, wat valt er daar niet te vrezen? En hoe verstandig zijn beide partijen? Zowel binnen als buiten de muren van Troje wordt gezondigd.Ga naar voetnoot3. Als ik aan mijn geweten zal worden overgelaten - en er gloort enige hoop dat het zo zal gaan -, ga ik nu niet verhuizen, vooral niet tegen de winter en naar een omgeving waar de pest heerst, waarvan het eerste niet bij een goede huisvader past en het andere zelfs, als ik het wel heb, dwaasheid is.
Maar daarover als we elkaar zien. Tijdgebrek maakt het onmogelijk meer te schrijven. Ik ben verschrikkelijk blij dat het beter gaat met je gezondheid.