De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 17. Brieven 2357-2515
(2019)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd2492 Van Julius Pflug
| |
[pagina 346]
| |
soon afkomstig is. Niettemin betreur ik het dat sommigen u moeilijkheden bezorgen en dat u met uw zeer gerespecteerde ouderdom van rustige studies naar een dergelijk conflict wordt weggeroepen. Ik zou willen dat, zo goed als u zich voor het menselijk geslacht verdienstelijk hebt gemaakt (maar u hebt zich buitengewoon verdienstelijk gemaakt), u evenveel profijt zou hebben van diensten van dankbare mensen die u met recht terug kunt verlangen. Maar wat zou men moeten doen? Deze tijden die de vijand zijn van rust en deugd, maken dat men sneller iemand vindt die ophitst dan iemand die van harte steunt. Toch zijn er zeer velen - goede en uitmuntende mensen - die uw weldaden herkennen en menen dat aan uw deugdzaamheid een eerlijke en juiste vergoeding moet worden toegekend. Omdat zij u buitengewoon respecteren en bewonderen, kunt u in de vriendschap met hen zo tot rust komen, dat u het geklets van jaloerse mensen gemakkelijk naast u neer kunt leggen. Alle goede mensen verlangen op dit moment vurig dat u dit doet, en het christendom zelf zou, als het kon spreken, dit beslist met duidelijke stem eisen. Want als het christendom dit ooit eerder deed, verlangt het nu in elk geval uw medewerking. Hiervoor moet u een geest meebrengen die rustig is en vrij van alle verwarring, zodat waar het algemeen belang u roept, u zich daar met heel u hart op toelegt. Want u ziet waartoe alles is vervallen. Men moet in ieder geval vrezen dat, indien er geen wijze en rechtschapen mensen verschijnen om het wegkwijnende christendom een geneesmiddel te verstrekken, dit volledig wordt vernietigd. Op u alleen zijn de ogen gericht van allen die naar vrede verlangen. Want de onsterfelijke God heeft u zowel dat gezag als die vaardigheid verleend, dat u als enige van iedereen die rampen kunt genezen en gedaan kunt krijgen, dat onze vorsten ervan overtuigd zijn dat de controverse over de godsdienst kan worden opgeheven, of dat met goedkeuring van God zelf bepaalde voorschriften van de kerk, als zij veranderd kunnen worden, worden versoepeld, en de vorsten dientengevolge van mening zijn, dat men de wetten en instellingen van mensen vanwege de storm die over de kerk raast minder streng dient toe te passen. Als u dit voor elkaar zou kunnen brengen, kon wellicht een goed iemand van de tegenpartij die de christelijke eendracht niet verafschuwt, zoals Melanchthon, ertoe worden aangezet te bemiddelen en zijn volgelingen ertoe te brengen te besluiten, dat veel zaken die op zich niet acceptabel zijn, vanwege de omstandigheden aanvaard moeten worden. Ook de heilige Paulus zou daaraan hebben toegeven, toen hij zich tot bepaalde riten verlaagde die het tegengestelde waren van wat de christelijke vrijheid verlangde.Ga naar voetnoot4. Als men aan beide kanten daarvan overtuigd raakte, zou | |
[pagina 347]
| |
het christendom, dat nu in hevige verwarring verkeert, beslist in korte tijd worden hersteld doordat de partijen hun heftigheid laten varen. Omdat u ziet dat juist de tijd is gekomen waarin bij het brengen van brengen van rust vooral uw toewijding aan het christendom kan verschijnen en schitteren, vraag ik u, aangezien u ons heel goed tot vroomheid en studies hebt aangezet, ervoor te zorgen dat u ook onze vrede beschermt. Zonder deze kunnen die nauwelijks worden ontwikkeld.Ga naar voetnoot5. Ik heb dit geschreven niet om u te prikkelen (want u bent vanuit uzelf voldoende voor deze zaak en voor het allerbeste gemotiveerd), maar omdat ik door de liefde voor zowel mijn vaderland als de godsdienst hiertoe werd aangezet. Wat de rest betreft: ook al hebt u bij mijn vorst geen enkele aanbeveling nodig (hij steunt niemand meer dan u), ik zal toch aan uw wens tegemoet komen waarmee ik een dubbel profijt zal behalen; het ene dat ik u, die voor mij tot de belangrijke mensen hoort, ter wille zal zijn; het andere dat, aangezien mijn vorst beseft dat ik zeer op u ben gesteld en hij wil dat al zijn mensen met u zijn verbonden, zijn aloude goedgunstigheid jegens mij aanzienlijk zal toenemen. Ik zal de methode om vriendschap te onderhouden die u voorschrijft navolgen, en ervoor zorgen dat u niet op mijn plicht om te schrijven wijst. Andreas von Könneritz zal ik op grond van uw aanbevelingGa naar voetnoot6. zo ontvangen, dat hij beseft dat de oude genegenheid die ik jegens hem heb hierdoor sterk is gegroeid. Het ga u goed. Leipzig, 12 mei 1531 |
|