De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 17. Brieven 2357-2515
(2019)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd2463 Van Nicolaus Olahus
| |
[pagina 269]
| |
welwillendheid hebben. Toch worden dikwijls mensen aangetroffen, die toestaan dat zij met de tijden op zeer schandelijke wijze in iets slechts veranderen. Het was beter dat zij niet werden geboren of stierven voordat zij dit zouden doen. Daarom moet u zich niet door de wispelturigheid van dergelijke lieden laten beïnvloeden, maar zelfs verheugd zijn dat u zo bent, dat ook degenen met wie u bevriend was ondankbaar zijn, en dat God via hen uw lijdzaamheid aan anderen duidelijk wil maken. Er is geen reden mij voor de lepel en de vork te bedanken.Ga naar voetnoot2. Aanvaard ze niet als geschenk, maar om aan mij te denken bij uw middag- en avondmaal. Hoewel uw voortreffelijke eigenschappen u bij de koningin voldoende hebben aanbevolen, zult u des te meer bij haar in aanzien staan, omdat wij ons naar uw vaderland begeven.Ga naar voetnoot3. Ik zal daar (voor zover ik hiertoe in staat zal zijn), hoezeer u ook mij als een onbekende en iemand die in die provincie een vreemdeling is moest steunen, niet toestaan dat het u ook aan mijn hulp ontbreekt. Wanneer ik daar gevestigd ben, zal ik als een gast meer vrije tijd hebben, waardoor wij wederzijds vaker brieven kunnen uitwisselen en vriendendiensten bewijzen. Het ga u goed en waardeer mij zoals u bent begonnen. Regensburg, 25 maart 1531 |
|