De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 16. Brieven 2204-2356
(2018)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd2354 Van Cornelis Croock
| |
[pagina 311]
| |
keurde, en wel in uw eigen handschrift.Ga naar voetnoot2. Altijd was het mijn wens het moment mee te maken dat ik mij ergens onder uw vrienden mocht rekenen. Het is immers niet de minste eer de goedkeuring van de groten op aarde te krijgenGa naar voetnoot3. en niet alleen dat, maar zelfs bij hen bekend te zijn. Ik ben trouwens al tevreden met die goedkeuring, maar u schonk mij eerst een allervriendelijkste brief en deed mij daarna ook de groeten. Dat stelt niets voor; u biedt mij zelfs van uw kant genegenheid aan die niet, zo zegt u, voor die van mij zal onderdoen. Dit alles niet om enige verdienste van mijn kant, maar omdat u met de grootste minzaamheid en wellevendheid voor iedereen benaderbaar bent die u wil omhelzen en vereren, terwijl uw uitzonderlijke geleerdheid toch ruimschoots voldoet als aanbeveling bij de allerbesten. Ik heb altijd gewenst en, als ik dat mag zeggen, ook vaak gehoopt in uw kring opgenomen te worden; maar dat u mij zo uit uzelf tegemoet kwam, overtreft ver mijn verwachting en wens. Want de goden mogen verhoeden dat ik als die lieden ben die alles haten en versmaden, behalve als ze zien dat het van de aarde verdwenen is en zijn tijd gehad heeft; ze zijn zozeer voorstanders van wat oud isGa naar voetnoot4. dat ze alles wat recent is zonder onderscheid, ik zeg niet veroordelen, maar hartgrondig haten. Daarom bent u ook doelwit; u bracht immers als een tweede Prometheus het stralende licht van de wijsheid, dat u uit de hemel haalde, naar de donkere duisternis van de stervelingen. Dat de ogen van nachtuilen daar niet tegen kunnen, is al oud en niet zo heel verwonderlijk. U spoort mij aan om de eenmaal begonnen wedloop in de schitterende renbaan van de studie te voltooien; daartoe nodigen me ook de voorbeelden van de voortreffelijkste mensen uit. Maar we behoeven geen voorbeelden van anderen meer. Dat komt door uw uitnemendheid, die boven alles uit torent, die zich aan de slechte invloed van onze geboortegrond heeft ontworsteld,Ga naar voetnoot5. een teken als het ware, gegeven vanaf het hoogste punt van Hesiodus' pad.Ga naar voetnoot6. Daardoor durven we nu wat we tot nu bij anderen konden bewonderen, en alleen maar konden bewonderen, onszelf nu ook als het ware van nabij beloven, omdat we zien dat u, opgegroeid onder dezelfde hemel en op dezelfde grond, het tot zo'n grote hoogte hebt gebracht. Daarom | |
[pagina 312]
| |
staat het vast dat ik steeds zal volharden op het pad dat ik ingegaan ben, nu des te enthousiaster omdat uw brief extra moed heeft gegeven; ik zal het niet laten gebeuren dat u mij schijnbaar vergeefs hebt geschreven. Over de toevoeging van de Mengeling van niet mooie formuleringen aan de parafrase op VallaGa naar voetnoot7. kan ik u slechts het volgende schrijven. Ik stond toe dat het eerste gedeelte daarvan, tot aan de alfabetische rangschikking, gedrukt werd, deels verleid door eindeloos aandringen, deels met de bedoeling om, zonder dat er veel op het spel staat, te testen of dit onderwerp wel bij het publiek zou aanslaan. Een uitgave van de parafrase heb ik evenwel krachtig ontraden. Het tweede gedeelte heb ik ooit in Leuven zonder plan alleen maar genoteerd, toen ik de literatuur nog amper vanaf de drempel had begroetGa naar voetnoot8. (wat de inhoud zelf voldoende aangeeft), en het is zonder mijn medeweten aan mijn Mengeling toegevoegd, wat de lachlust van geleerdere mensen opwekte. Maar de heer Alaard wist mij met mooie woorden van zijn oprechte bedoeling te overtuigen. Ik zal evenwel net als de visser na de steek verstandig zijn.Ga naar voetnoot9. Moge Christus u nog lange tijd behoeden en bewaren, algemeen sieraad van de christelijke wereld. Amsterdam, juli 1530 Uw zeer toegewijde vriend Cornelis Croock van Amsterdam Aan de grootste beschermer van studie en godsdienst, Desiderius Erasmus van Rotterdam, Freiburg im Breisgau of Augsburg |
|