2350 Aan Maria van Oostenrijk
Freiburg, 9 juli 1530
Erasmus van Rotterdam groet Maria, de voormalige koningin van Hongarije
Zeer illustere koningin, ik ben erg blij dat mijn verhandeling over de Weduwe,Ga naar voetnoot1. hoe die ook bij alle drukte en naar de maat van mijn talent is uitgevallen, met zoveel welwillendheid door Uwe Majesteit ontvangen werd. Het zit me dwars en maakt me beschaamd dat het werkje onvoldoende aan uw grootheid of aan dat zo vrome karakter van u recht doet. Ik zie dat u zich enigszins ergerde aan de lovende woorden, hoewel ik daarmee opzettelijk uiterst zuinig was. Maar u verdient die lof des te meer, omdat u aan uw voortreffelijke eigenschappen bescheidenheid toevoegt, als het mooiste sieraad van allemaal. Dat het de Heer in zijn goedheid mag behagen uw vroomheid naar steeds grotere hoogte te voeren en droefheid te vervangen door vreugde. Soms wil hij ons zuiveren of sterker maken door middel van tegenspoed, maar hij weet bitterheid te matigen met de overvloediger zoetheid van zijn troost. Moge hij Uwe Majesteit behoeden en al uw handelen zegenen.
Henckel zal u op de hoogte brengen van mijn gezondheid. Uw eigenhandig geschreven briefjeGa naar voetnoot2. zal ik als een dierbaar bewijs van uw gevoelens bewaren bij de dingen waar ik het meest aan gehecht ben.
Freiburg im Breisgau, 9 juli 1530