2314 Van Konrad von Thüngen
Würzburg, 9 mei 1530
Konrad, bisschop van Würzburg, groet Desiderius Erasmus van Rotterdam zeer hartelijk
De brief aan mij die u het afgelopen jaar aan Augustinus Marius meegaf bij zijn verhuizing van Freiburg naar Würzburg, bevatte onder andere lovende dingen over Marius.Ga naar voetnoot1. U schreef dat u Marius niet bij mij hoefde aan te bevelen, omdat u wist dat hij overeenkomstig zijn eigen verdienste zeer aanbevolen was. U sprak zelfs de wens en de verwachting uit dat hij een extra aanbeveling voor uzelf zou zijn. Inmiddels heb ik duidelijk gemerkt hoezeer het volgens uw wens gegaan is. Want door zijn integriteit, bekwaamheid en geleerdheid, waarvan hij mij al die tijd geregeld blijk gaf, toonde Marius zich de aanbeveling beslist waard; en met zijn lovende woorden beval hij Erasmus, die gewild en geliefd bij de hele wereld is om zijn opmerkelijke geleerdheid en welsprekendheid, nog eens extra aan. Hij stelde mij namelijk uw natuur, conversatie, gedrag en karakter, allemaal even beleefd, vriendelijk en prettig, zo levendig voor ogen, dat ik het gevoel heb dat u een even goede kennis bent als iemand die ik niet slechts van een of twee ontmoetingen of gesprekken, maar door langdurige omgang heb leren kennen.
Dit keer beveelt u Daniel Stiebar aan in de brief die u schreef bij zijn terugkeer hierheen.Ga naar voetnoot2. Datzelfde is eerder door een aantal anderen gedaan, die de aard van de jongeman en zijn enorme interesse voor de literatuur niet weinig prezen. Maar ik hecht meer waarde aan lovende woorden van u dan van anderen, omdat u namelijk niemand zomaar aanbeveelt of goedkeurt tenzij hij zich zeer verdienstelijk heeft gemaakt. Daarom wens ik niet alleen Stiebar zelf van harte geluk, die ik om zijn geestelijke gaven liefheb, maar ook ons kapittel, omdat het de eer te beurt valt er zo'n collega bij te krijgen. Beiden zijn mij zeer dierbaar, zowel Marius als Stiebar, omdat ze zijn zoals ze naar verdienste worden aanbevolen, en ook omdat ik dankzij hen het geluk had twee zo geleerde en erudiete brieven van Erasmus te ontvangen, die verreweg het geleerdst en erudietst is van iedereen. Vandaar dat ik er eerlijk voor uitkom dat ik weliswaar Erasmus zelf, die spontaan, zonder aansporing, met mij vriendschap wilde sluiten, veel verplicht ben, maar dat ik ook hun beiden, door wie ik de kans kreeg om die relatie te beginnen, heel wat verschuldigd ben.