De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 16. Brieven 2204-2356
(2018)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 229]
| |
2312a Aan Jacopo Sadoleto
| |
[pagina 230]
| |
mond, die ontkennen dat God bestaat of die ontkennen dat Hij zich om het wel en wee van de mensen bekommert! Met wat een bliksemschicht jaagt u degenen schrik aan die met verachting van de goddelijke macht toegeven aan slechte begeerten! Wat een gematigdheid betracht u vervolgens als u de lessen van de filosofen over een gelukkig leven prijst, maar zo dat u niet toelaat dat we daar het anker van ons geluk neerlaten! Dan laat u zien wat ook de Joden misten, om ons daarna naar Christus als de enige grondlegger van waarachtig geluk te leiden. Hoe levendig is uw stijl wanneer u laat zien dat mensen die zich volledig overgeven aan goddeloosheid, zelfs op het toppunt van geluk diep ongelukkig zijn; dat zij daarentegen die zich vol vertrouwen aan Christus overleveren, intens gelukkig zijn, ook als zij onder de vreselijkste kwellingen sterven. Wat een werkelijk christelijke gezindheid toont u als u radicaal alle wraaklust uit de harten van de mensen verdrijft! Hoeveel zachtmoedigheid toont u door niemand, hoe misdadig ook, de hoop op genade te ontzeggen en zelfs mensen die al opgegeven zijn de weg te wijzen waarlangs ze zich met God kunnen verzoenen! Hoe vrijmoedig, maar toch tactvol laat u zien hoe gevaarlijk vorsten en bisschoppen bezig zijn, als ze zich op tirannie richten en daarbij alle eerbied voor de goddelijke macht laten varen en de belangen van het volk verwaarlozen! In die leerstellingen liggen namelijk voor- en achtersteven (zoals ze dat uitdrukken)Ga naar voetnoot3. van de hele christelijke godsdienst besloten. Zo helder, zo eloquent en ten slotte zo krachtig zet u ze uiteen, verwoordt u ze en prent u ze in, dat iedere lezer die een beetje wakker is al gauw doorheeft dat dit niet van het buitenste van uw lippen afkomstig is, maar uit de diepste schuilhoeken van uw hart voortkomt. Verder doen ook de bijbelcitaten die u in groten getale bekwaam en op de juiste plaats aanwendt, mij geloven dat u zich diepgaand en aandachtig met het allerheiligste van de hemelse filosofie bezighoudt. Waarom zou ik nu die waarlijk ciceroniaanse woordenvloed prijzen, overal zo zuiver, helder, rijk en aangenaam? Hoe vaak heb ik gewenst dat die hemelse wijsheid een woordvoerder zou krijgen zoals Cicero dat was voor rechtszaken of uitleg van de filosofie van de Grieken, iemand bij wie oprechte vroomheid gelijk op zou gaan met stilistische kwaliteiten! Als er iemand is, dan bent u het wel die met succes begonnen is die rol voor ons te vervullen en dat waarschijnlijk onveranderlijk zal blijven doen. Dat de apostelen de mysteriën van Christus ons met wat ruwer pleisterwerk van woorden hebben overgeleverd, heeft een speciale reden, namelijk dat in die tijd niets van de lof die volledig aan de goddelijke macht verschuldigd was, bij de invloed van mensen terecht mocht komen. Nu is er een andere reden. Sommigen bedolven de theologie bijna volledig onder een dikke laag profane filo- | |
[pagina 231]
| |
sofie en verontreinigden haar in zekere mate met het vuil van hun formulering. U strooit er af en toe iets uit de boeken van de filosofen overheen, maar dan zo dat het de vroomheid dient en niet overheerst, kruidt en niet verknoeit, verheldert en niet duister maakt. Uw stijl vertoont een zeer geslaagde elegantie, maar dan zo dat ze zich als een gehoorzame dienares ondergeschikt maakt aan de godsdienst en zich niet opdringt, maar zich door dienstbaarheid bij haar majesteitelijke vorstin aanbeveelt. Hoeveel vroomheid spreekt er uit die talrijke passages waar u zich nu eens tot God, dan weer tot de goddelijke wetten richt! Bovendien beviel me ten zeerste de ongelofelijke vaardigheid waarmee u bijbelverzen samenvoegt. Dat gaat bij u zo soepel, dat men niet het idee krijgt dat de ene draad (zoals dat heet) aan de andere wordt geknoopt,Ga naar voetnoot4. maar dat het lijkt alsof de tekst op natuurlijke wijze ononderbroken voortstroomt en een volledig samenhangend geheel vormt. Bovenal had ik plezier in uw buitengewoon heldere verstand, dat niet toelaat dat er ergens iets onsamenhangends, abrupts of onhandigs blijft staan, of iets onnodig wordt herhaald of een verkeerde plek heeft. Dat zijn zonder twijfel de gaven van een geest die zuiver is en niet verstoord wordt door de onrust van lage begeerten; in zulke gaven toont die hemelse geest graag zijn kracht. Daarom, uitnemende prelaat, twijfel ik er niet aan dat anderen, die duidelijker dan ik de uiterst gulle vrijgevigheid van Christus in u waarnemen, u overvloediger dank zullen brengen; ik althans erken, nu en altijd, namens mezelf dat ik u zeer veel dank verschuldigd ben. Agamemnon wenste dat hij tien Nestors had,Ga naar voetnoot5. wij wensen in vuriger gebeden dat de kerk van Christus tien Sadoleto's had. Wij wanhopen niet aan die mogelijkheid, want de arm van de Heer is niet te kortGa naar voetnoot6. en hij heeft zijn liefdevolle barmhartigheidGa naar voetnoot7. niet volledig opgegeven, zodra hij ons tijdelijk in de steek gelaten lijkt te hebben, om zijn uitverkorenen beproefder te maken. Wat uw goedkeuring van mijn werkje over psalm 85Ga naar voetnoot8. betreft, mijn waardering voor uw uitzonderlijke vriendelijkheid is niet minder groot dan mijn bewondering voor uw onvergelijkelijke geleerdheid. Eerst was ik volstrekt ontevreden over wat ik had gedaan, maar zodra ik mijn ongecontroleerde gestamel vergelijk met die zo welbespraakte wijsheid van u, zou ik mijn toevlucht tot de strop willen nemen, als ik niet van nature zo was, dat het een genoegen is in eervolle en zinvolle zaken door zoveel mogelijk mensen over- | |
[pagina 232]
| |
troffen te worden. Als het toch eens zo goed met de studie mocht gaan, dat Erasmus uitgelachen werd als laatste van de MysiërsGa naar voetnoot9. of, samen met de inwoners van Megara, geminacht werd en niet meetelde!Ga naar voetnoot10. Als ik zoiets schrijf, geef ik daarmee meestal toe aan andermans verlangen en doe ik dat terloops, wanneer ik als het ware na zwaardere inspanning mentaal weer op krachten wil komen. Niemand zou gemakkelijk een schatting kunnen maken hoeveel zweetdruppels het herzien en aanvullen van de Adagia kostte;Ga naar voetnoot11. of het verbeteren van Seneca,Ga naar voetnoot12. die eerder in mijn afwezigheid door vrienden was uitgegeven zonder de benodigde oplettendheid, tot mijn grote schande; of AugustinusGa naar voetnoot13. en nu Chrysostomus;Ga naar voetnoot14. of het vertalen uit het Grieks en het collationeren van de vertaalde tekst; of met hoeveel tegenzin ik mijn eigen werken herzag, die geregeld opnieuw gedrukt worden - om het nog niet eens te hebben over andere kleine boekjes, die vrienden me keer op keer weten te ontfutselen. Ja, niets is voor de firma Froben te armzalig om aan mij op te dringen; ze maken met al te grote vanzelfsprekendheid misbruik van mijn toegeeflijke aard. Dat is mijn grootste fout, die ik me zelf niet kan vergeven. Ik breng niets ter wereld, maar drijf voortijdig alle vruchten die bij me opkomen uit. Aan dat commentaar, dat u zo vriendelijk was te lezen, besteedde ik amper zeven dagen, en zelfs geen hele dagen, en niet terwijl ik me fit voelde, maar terwijl ik volkomen afgepeigerd was. Wanneer zes of zeven persen in bedrijf zijn, kan men zich niet op één karwei richten. Bovendien komen al die boekjes gewoonlijk vlak voor de beurs,Ga naar voetnoot15. wanneer het op de drukkerij een en al hectiek is. Dat is er de oorzaak van dat ze meestal bij verschijning ontsierd worden door talloze fouten. Ik ben weliswaar weggevlucht uit Bazel, maar de drukkerij met al haar besognes achtervolgt me als een schaduw. Ook ben ik van nature zo, dat ik vrienden moeilijk iets kan weigeren; deze ziel verlangt evenwel allang naar rust en ook leeftijd en gezondheid maken het noodzakelijk dat ik het werk neerleg. Ik stuur u in ruil voor uw juweel van een boekje een commentaartje op psalm 22;Ga naar voetnoot16. u zei het uit bescheidenheid, maar ik geef daarmee naar waar- | |
[pagina 233]
| |
heid brons terug voor het ontvangen goud.Ga naar voetnoot17. Er was om gevraagd door een zeer ontwikkeld man,Ga naar voetnoot18. vooral op het gebied van de filosofie, wat je niet vaak ziet bij edelen; hij is de vader van het meisje dat volgens zeggen door de Engelse koning is uitgekozen als opvolgster van de koningin. Met welke bedoeling hij dat vroeg, weet ik niet. De koningin kreeg slechts met moeite Het christelijk huwelijk van mij los,Ga naar voetnoot19. toen ik geen idee had wat er speelde; later kreeg ik er lucht van dat er toen al over een scheiding werd gesproken, maar in het geheim. Hoewel mij dat totaal was ontgaan, trek ik in dit boek op talloze manieren de onverbrekelijke band van het huwelijk strak aan, alsof ik het plan had opgevat een pleidooi tegen een echtscheiding te houden. Het kan zijn dat de andere partij mij hierom vroeg uit een soort rivaliteit. Daarom aarzelde ik een hele tijd, niet wetend of ik wel op zijn verzoek moest ingaan. Ik zou er ook beslist niet op in zijn gegaan, als ik niet had gezien dat het een heel korte psalm was en dat de inhoud niets met de kwestie van de echtscheiding te maken had. Want ik had me voorgenomen me daar niet in te mengen, hoewel mij dat meer dan eens is gevraagd. Wat boven ons is, gaat ons niet aan.Ga naar voetnoot20. Nu zijn beide partijen in gelijke mate op mijn hand; hoe mooi zou het zijn als deze grote koning en vrome koningin op alle overige punten zo eensgezind waren! U citeert een zekere Hesychius, aan wie u blijkbaar bij dit genre de hoofdrol toekent. Hij was me tot nu toe geheel onbekend. We hebben Hilarius, maar niet compleet; ik denk dat hij meestal aan de commentaren van Origenes ontleende wat hij ons meedeelt. Op een of andere manier heb ik niet aan hem gedacht toen ik met de uitleg van psalm 85 bezig was, evenmin aan Pomerianus.Ga naar voetnoot21. Niet dat ik dergelijke schrijvers zonder meer zou vertrouwen, maar bij een wijs man zorgt soms iets willekeurigs dat op zijn pad komt ervoor dat hij nog wijzer wordt. We hebben Hieronymus' commentaren op de psalmen, schandalig bedorven door een of andere schaamteloze vervalser, van wie er ook een hoop onzin is bij die psalm van u. Augustinus heeft de nodige zorgvuldigheid betracht toen hij zich op dit gebied begaf, behalve dat hij gedwongen was het volk dat hij onderwees tal van dingen te vertellen die niet heel nodig en soms ook ballast zijn voor een druk bezette en goed onderlegde lezer. Bij sommige psalmen schreef hij geen commentaar, maar alleen heel korte aantekeningen; dat is het geval bij de psalm die ik nu stuur. | |
[pagina 234]
| |
Cassiodorus wilde liever alles opschrijven, ongeacht hoe, dan weinig op een precieze manier. Er zijn ook korte commentaren op de psalmen van Bruno, die eerder om hun vroomheid dan om hun geleerdheid aan te bevelen zijn. Arnobius' uitleg is soms korter dan de psalm zelf. Ja, soms wordt iemand die heel graag iets wil schrijven zelfs gehinderd door de enorme verscheidenheid die hij al lezend aantreft. Bij deze laatste psalm heb ik aan niemand iets ontleend, behalve aan Hieronymus en de aantekeningen van Augustinus. Bij de eerdere psalm die u mij stuurde,Ga naar voetnoot22. zie ik dat u behoorlijk wat uit de pennenvruchten van Ambrosius hebt gehaald. Meer dan eens kreeg ik het verzoek, onder anderen van de Engelse koning, om commentaren bij alle psalmen uit te geven; maar naast vele andere dingen zijn het vooral deze twee die me afschrikten: ik zag dat het vrijwel onmogelijk is die stof naar behoren te behandelen als je geen verstand hebt van de Hebreeuwse taal en van de Joodse gebruiken; verder vreesde ik dat het woord van de profeetGa naar voetnoot23. door de enorme hoeveelheid commentaren eerder verduisterd dan verhelderd zou worden. Wie schrijft er immers niet over de psalmen? Die vijftigste psalm, waarbij u ons voor het eerst kennis liet maken met uw welbespraakte vroomheid, door wie is die niet behandeld? Maar u liet al uw voorgangers ver achter u. Verder gaat er zoveel gezag, waardigheid en heiligheid van u uit, dat ik niet alleen een vriendelijke aansporing, maar ook een klap in mijn gezicht van u zou kunnen accepteren zonder boos te worden. Wat een voorzorgsmaatregelen neemt u niettemin wanneer u op het punt staat de plicht te vervullen die bij uitstek bij vriendschap hoort! U vindt dat u pas dan het recht heeft om kritiek te leveren als u mij omgekeerd datzelfde recht geeft op basis van gelijkheid. Maar het is niet mijn gewoonte, onvergelijkelijke vriend, zulke grote mannen terecht te wijzen, maar hen te bewonderen. U vindt het blijkbaar niet goed dat ik in mijn werken monnikenorden of hooggeplaatste personen bekritiseer, als ik het me goed herinner - want ik heb uw woorden, die ik toen vluchtig heb gelezen, niet helemaal precies onthouden. Misschien is mij ergens iets ontvallen, maar het was beslist nooit mijn bedoeling een land of orde in mijn werk te beledigen. Of het zou moeten zijn dat iemand een orde beledigt als hij erop wijst waarmee iedere orde voor zichzelf gezag en aanzien kan verwerven en doen toenemen. De waardigheid van theologen is daarin gelegen, dat ze, zonder zich over te geven aan zinledige discussies, op een sobere en eerbiedige manier de gewijde letteren behandelen en dat hun gedrag beantwoordt aan hun beroep. Evenzo is de waardigheid van een monnikenorde daarin gelegen, dat ze, door het werke- | |
[pagina 235]
| |
lijk doden van menselijke begeerten, laten zien dat ze het volk in oprechte vroomheid overtreffen. De waardigheid van vorsten houdt in, dat ze tirannie op een zo groot mogelijke afstand houden. De waardigheid van bisschoppen zit daarin dat ze zo dicht mogelijk de eigenschappen van Christus en de apostelen benaderen. Als iemand hierop wijst door degenen te hekelen die hun beroep te schande maken, beledigt hij volgens mij de groep niet, maar doet hij juist erg zijn best voor het aanzien en de belangen ervan. Omdat ik niet wil dat iemand een opmerking over enkele ontaarde individuen ten onrechte ombuigt tot een belediging van de hele groep, houd ik de lezer voortdurend voor dat hij niet mag denken dat kritiek op een paar slechteriken op de hele groep betrekking heeft. Maar mijn fout is misschien dat ik dat al te vaak doe of nadrukkelijker dan nodig is. Maar dat verwijt zou ik ten dele op de heilige boeken kunnen afschuiven, die overal aanleiding geven tot zulke waarschuwingen. Als ik een fout maak door al te fanatiek en scherp te zijn als ik vermaan, maken zij veel ergere fouten, die ondanks zulke waarschuwingen hun leven niet beteren, maar zelfs van dag tot dag verder afglijden en zich niet tot doel stellen zichzelf te zuiveren, maar in plaats daarvan hun raadgever te besmeuren. Toch laat ik me nergens in met de verborgen schandalen waar het volk telkens weer mee aan komt dragen. Als ik bovendien zou gaan opsommen met wat voor streken, wat voor oplichterij, wat voor schaamteloze leugens, wat voor schunnige pamfletten ze me onophoudelijk bestoken, was dat een verhaal geworden dat niet bij uw reine oren past en waar ik niet graag aan herinnerd word. We zien tot onze droefenis dat de kerk aan alle kanten wankelt, iets wat ook u betreurt; maar het is algemeen bekend dat er tegenwoordig geen slechtere soort mensen is dan monniken. Augustinus zegt dat je in kloosters de deugdzaamste manier van leven of de allergevaarlijkste manier van zondigen aantreft.Ga naar voetnoot24. De wereld krijgt nu dat laatste te zien en zucht. Zij echter nemen hun toevlucht niet tot het bijsturen van hun levenswijze, maar tot schijnvertoningen en tirannie. Velen van hen zijn zo verblind, dat ze steeds maar doorgaan met onrust stoken, hoewel de ervaring leert dat ze met hun gedoe niets anders bereiken dan dat ze zich van dag tot dag steeds gehater maken bij de meest weldenkende mensen. Ik schreef inderdaad een aantal apologieën, maar gelukkig zonder scheldpartijen. Toch zijn er uiterst brutale pamfletten van heel wat mensen waarop ik niet reageerde, en die waarop ik wel reageerde ging ik allemaal mijlen verGa naar voetnoot25. voorbij in gematigdheid en wellevendheid, ter- | |
[pagina 236]
| |
wijl men toch over het algemeen degene die uitgedaagd is eerder vergeeft dan degene die uitdaagt. Toen ik op jonge leeftijd in de literatuur grasduinde, bewonderde ik het zeer in Naso dat zijn pen nooit had gedropen van iemands bloed.Ga naar voetnoot26. Ik had besloten hem daarin na te volgen. Ik heb een hele tijd in dat voornemen volhard, ook al werd ik door allerlei lieden op een vervelende manier uitgedaagd, totdat het zover kwam dat mijn geloof in twijfel werd getrokken. Toen mocht en kon ik niet langer zwijgen. Niets zit de monniken meer dwars dan dat ik weigerde voor hun plezier een ketter te zijn. Als ik zou vertellen wat ik aan bitterheden te verduren heb van de kant van hen die zich achter een evangelische façade verbergen, zou ik bij u of enig ander geen geloof vinden; maar ik, die het allemaal onderga, geloof niet dat er een wreder dood is. En hoewel ik van de andere zijde doorgaans stank voor dank krijg, is het nooit gelukt mij van het rechte pad te brengen, omdat ik mijn blik constant op Christus alleen gericht houd. Ik ben eerder bereid tien keer te sterven dan dat ik in de richting van welke sekte dan ook zal gaan, weg van de gemeenschap van de kerk. Ik geef weliswaar toe dat er onder de monniken best veel te vinden zijn met een vroom gemoed, maar het is evident dat het eerste bedrijf en het middendeel van die ellendige tragedie waar de wereld nu mee te kampen heeft, het resultaat is van de verdorvenheid van sommigen uit die groep, ja, ik vrees zelfs dat het aan diezelfde personen ligt dat de ontknoping niet is zoals we willen. Enkele dominicanen hielden ooit preken over aflaten waar de honden geen brood van zouden lusten; Luther ging er op de hem eigen manier tegenin. Dat was het eerste bedrijf. Prierias gaf op een weerzinwekkende manier antwoord, de ander verdedigde zich op een nog weerzinwekkender manier.Ga naar voetnoot27. Jacob van Hoogstraten, die zijn kans schoon zag om rijk en beroemd te worden, zorgde overal voor ophef. Nicolaus Egmondanus hield in Brabant opruiende tirades ten overstaan van het volk; wie goede raad gaf, stond meteen bekend als een sympathisant van ketters. Dat was het middendeel. Als men in het begin geen aandacht aan Maarten had besteed, was deze brand niet ontstaan of had die zich in elk geval niet in deze mate verbreid. Nu stormen enkelen uit de franciscaanse gemeenschap op de arena af, die zich onder het mom van observantie bij het volk geliefd willen maken.Ga naar voetnoot28. Wat | |
[pagina 237]
| |
mij aangaat, ik zou willen dat deze plaag voor de kerk op enigerlei wijze gesust werd; maar ik ben bang dat ze, zodra ze actie ondernemen, het kwaad alleen meer verergeren. Wat een ophef veroorzaken ze in Spanje, waarbij ze zelfs voor machthebbers geen ontzag hebben! Nu schrijven twee jongemannenGa naar voetnoot29. ronduit schunnige pamfletten, wat in strijd is met het edict van de keizer en de uitspraak van de aartsbisschop van Sevilla.Ga naar voetnoot30. ‘Men moet God meer gehoorzamen dan de mensen’, zeggen ze.Ga naar voetnoot31. Maar dat deuntje wordt gezongen door lieden die schijt hebbenGa naar voetnoot32. aan het gezag van prelaten en de paus. Hoe vaak probeerden ze - bij het Parlement van Parijs, bij de Engelse bisschoppen, aan het keizerlijk hof in Brabant - een verbod op de verkoop van Erasmus' boeken voor elkaar te krijgen! Nergens vonden ze gehoor. In Leuven beschikken ze over een jongeman,Ga naar voetnoot33. nog baardeloos, die niet schroomt al het gebabbel dat hij zich aan tafel onder medebroeders permitteert, aan het papier toe te vertrouwen; maandelijks kletst hij nieuwe pamfletten vol. Hoewel hij door iedereen wordt uitgelachen, kan hij toch geen genoeg van zichzelf krijgen, zoveel eigendunk heeft hij. Ik besloot voortaan dergelijke nonsens te beantwoorden met een hardnekkig stilzwijgen, aangezien niets lastiger te bestrijden is dan domme praatzucht. Een ruzie met een willekeurige kardinaal zou een peulenschil zijn vergeleken bij een ruzie met een gewoon lid van die gemeenschap. Wat de komst van de keizer zal brengen, weet ik niet. De Heer kan met een wenk opeens voor een wending op het wereldtoneel zorgen. Als hij dat niet doet, voorzie ik niets anders dan bloedige onlusten in Duitsland. Het volk en de boeren heulen over het algemeen met Luther of azen er bij iedere gelegenheid op priesters gehaat te maken. Predikanten met wat meer verstand zijn nu even bang voor vorsten met hun legers als voor ketters. Daar komt bij dat er achter die naam ‘evangelisch’ enkele lieden schuilgaan die niet meer te redden zijn en tot elke wandaad bereid zijn. Twee dingen geven enige hoop; het ene is de bijzonder gelukkige genius van keizer Karel, het andere het feit dat die lieden het onderling niet eens zijn over hun leerstellingen. Wat er met mij zal gebeuren, die me hier in een positie tussen altaar en bijl bevind,Ga naar voetnoot34. is aan de Heer. Ik zie nergens een rustige haven voor mijzelf, en dit broze lichaam, bijna door ouderdom gebroken, schrikt al een hele tijd terug | |
[pagina 238]
| |
voor een verandering van omgeving. Ik merk natuurlijk wel met hoeveel omzichtigheid en tact u uw woorden verzacht, telkens wanneer u monarchen of bisschoppen aan hun taak herinnert. Maar dat is een gave die geheel eigen is aan die uiterst gelukkige aanleg van u. En al is het zo dat een weldenkende lezer heel blij met een wijs en gematigd advies is, daar staat tegenover dat slechteriken, die zich niet meer bewust zijn van hun zonden, er niet zo erg door worden opgeschrikt. Toch zou ik me wat dat aangaat er zeker niet uit willen draaien. Ik erken aardig wat schuld te hebben. Ik heb te veel geprofiteerd van de rust die er in die tijd heerste. Ik heb toegegeven aan de interesses en het applaus van vrienden. Kon ik maar helemaal opnieuw beginnen! Ik had er geen idee van dat er zoveel teergevoeligheid bij de mensen aanwezig was. Maar inmiddels probeer ik te zorgen dat ik niemand kwets, vooral in werken die over de kwestie van vroomheid en geloof gaan, waarbij ik het voorbeeld van uw gematigdheid voor ogen houd. Ik heb echter een vermoeden dat die lieden ook uw zeer vreedzame natuur met hun aanklachten op de proef hebben gesteld. Want waar dringen ze niet binnen? Wie vallen ze niet lastig? Wiens oren vermoeien ze niet met hun beschuldigingen, die meestal iedere grond missen? Moge de Heer hun meer verstand geven, zodat ze zich anders gaan gedragen en zich zo doen kennen als ze graag bij de mensen bekend willen staan! Maar zelf ben ik al veel te lang hierover tegen u aan het praten. U, die mij dierbaar bent, kunt ervan verzekerd zijn dat ik uw advies heel wat meer op prijs stel dan uw lof, ook al weet ik best dat allebei uit een oprecht en welwillend hart voortkomen. Het ga u goed. Ik noteerde een paar drukfouten op een papier; u beslist wat u daarmee wilt doen. Freiburg im Breisgau, 1529Ga naar voetnoot35. |
|