De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 16. Brieven 2204-2356
(2018)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd2291 Aan Germain de Brie
| |
[pagina 190]
| |
hierbij, behalve hulp van vijgenhoutGa naar voetnoot2. of eerder een bondgenootschap met Rhesus!Ga naar voetnoot3. Het hele werk zal met de eerstvolgende najaarsbeursGa naar voetnoot4. verschijnen. Er wordt met meerdere persen gewerkt. Ik vertaalde drie preken uit de commentaren op HandelingenGa naar voetnoot5. en voegde nog een vierde toe. Ik ben niet van plan er nog meer te doen, omdat ik zeker weet dat het een vervalsing is. De commentaren op de tweede brief aan de Korintiërs zijn van hetzelfde soort; daarom vertaalde ikzelf tien preken en heeft iemand anders de vertaling van de overige op zich genomen.Ga naar voetnoot6. De preken over de eerste brief aan de Korintiers zijn vertaald door Francesco Aretino, tot aan 30, maar op een weinig gelukkige manier; het overige is door een andere geleerde afgemaakt.Ga naar voetnoot7. De commentaren op de brief aan de Romeinen worden, als ik het wel heb, door enkele geleerden in Leuven vertaald.Ga naar voetnoot8. Als je, behalve wat ik noemde, iets hebt wat niet gedrukt is, moet het op tijd verstuurd worden. Ik heb hier een Grieks handschrift met de commentaren op Handelingen, maar het is een hele vracht. Als je er daar een kunt bemachtigen, maak dan de vertaling af. Maar zorg dat ik het zo gauw mogelijk weet, zodat deze taak niet per ongeluk aan twee personen wordt opgedragen. Ik herinner me niet precies wat ik over de kardinaalGa naar voetnoot9. heb geschreven, of het zou moeten zijn dat ik over de klacht van de Frobens vertelde, omdat ze zoveel keer vergeefs over een privilege van de koning voor de AugustinusGa naar voetnoot10. onderhandelden. Op hun verzoek schreef ik ook zelf de kardinaal-kanselier hierover, maar ook dat leverde niets op. Eventuele andere dingen heb ik niet onthouden. Ik had inderdaad een kort briefje aan Toussain gestuurd,Ga naar voetnoot11. maar ik denk dat het door Berquin achtergehouden is, zoals hij soms deed. Want ik had ook Alberto Pio geschreven; hij zei dat die brief door zijn toedoen niet is afgeleverd, omdat hij vond dat het niet te pas kwam. Berquin had me geschreven dat het gedicht van Lascaris was en alleen het laatste distichon | |
[pagina 191]
| |
van Toussain was. Daarna schreef een beslist gezaghebbend persoonGa naar voetnoot12. dat het hele gedicht van hem was, wat hij als een vaststaand feit presenteerde. Toch maakte ik me er weinig druk om, wat het allemaal ook mocht voorstellen; ik vond het eerder vervelend dat men een aanleiding tot dergelijk geruzie zocht, wat de literatuur beslist geen goed doet. Diezelfde Toussain hekelde mij namelijk meer dan eens bij openbare colleges wegens ‘het uitvaagsel’.Ga naar voetnoot13. Die plaats wordt ook door Budé gehekeld in een gepubliceerd werk;Ga naar voetnoot14. met hoeveel succes laat ik hier in het midden - hij verdraaide beslist een fout bij Suidas, waar we katechon tôn kakôn lezen, terwijl het katechontôn kakôn is, ‘terwijl het kwaad heerst’.Ga naar voetnoot15. Wat diezelfde Toussain aan te merken had op de helm van Orcus,Ga naar voetnoot16. was allang door mij verbeterd in de laatste uitgave van de Adagia. Wat zijn kritiek betreft op mijn weergave van Euripides, chô keinôn kratôn nomos,Ga naar voetnoot17. het staat vast dat het Grieks dubbelzinnig is. Ik weet dat ik tijdens het vertalen een hele tijd bij deze plaats bleef steken. Van niet heel veel groter gewicht is wat hij aan te merken heeft op iets uit Iphigenia: eiê de moi metria enz.Ga naar voetnoot18. Als hij bij de juiste gelegenheid en met reden zo handelt, vervult hij de taak van een goede leraar; als zijn kritiek gezocht en beledigend, maar wel terecht is, is de vreugde over de winst voor de toehoorders voor mij groter dan de ergernis over de schade aan mijn reputatie. Wat een vreselijke dingen tref je aan in de vertalingen die de Italianen maakten van de Levens van Plutarchus! Trebizonde bekritiseerde talloze plaatsen in de vertalingen van Theodorus Gaza, ontegenzeglijk een zeer groot man. Toen hij erop gewezen was, verbeterde hij ze. Dat werd mij in Rome verteld door iemand die Gaza's secretaris was.Ga naar voetnoot19. En dan zou ik denken dat ik nergens een fout heb gemaakt! Ja, ook in de vertalingen van Budé kan ik een paar evidente fouten aanwijzen. Er zijn mensenGa naar voetnoot20. die me erop attenderen dat er daar bij jullie enkele brieven van Budé worden gedrukt, waarin ik word gehekeld als een hater van de | |
[pagina 192]
| |
Franse natie. Dat terwijl er - zo moge Christus mij liefhebben - geen andere was waar ik meer voor voelde. Ze wijzen erop dat er ook in zijn Commentaren over de manier van uitdrukken in de Griekse taalGa naar voetnoot21. enkele steken onder water zitten. Maar ik heb al die verdenkingen verworpen omdat ik ze zowel Budé als mij onwaardig acht. Degenen die ze in omloop brengen helpen daar net zo min Budé als de studie mee. Misschien zijn er mensen die graag Budé in gevecht met Erasmus zouden zien. Dat zal wat mij betreft nooit gebeuren, integendeel, ik zal er alles aan doen om dat te voorkomen. Verder zal Budé, ook al is hij boven iedere verdenking verheven, toch niet kunnen vermijden dat de reputatie die hij heeft van iemand die recht door zee gaat, een knauw krijgt. En al geeft het hele publiek van geleerden hem applaus, zoals het met het volste recht doet, toch zijn er enkelen die ook Erasmus goedgezind zijn. Maar ik ben een voorstander van eensgezindheid en oprechtheid op het gebied van de studie. Als er mensen zijn die de tijd hebben om uit eerzucht de degens te kruisen, mogen ze van mij de erepalm krijgen. Ik wil liever dat de mensen profijt hebben van mijn welbespraaktheid. Het ga je goed. Freiburg im Breisgau, 27 maart 1530 |
|