De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 16. Brieven 2204-2356
(2018)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 187]
| |
2290 Aan Pietro Bembo
| |
[pagina 188]
| |
ten slotte Pietro Bembo, uniek sieraad van deze tijd, zijn leraar en vriend. Jacopo Sadoleto had laten weten dat er iets met uw gezondheid was waardoor u gedwongen was u terug te trekken in Padua.Ga naar voetnoot5. Als dat een voorwendsel was, prijs ik uw verstandige aanpak; zo niet, dan ben ik blij dat u er geen last meer van hebt, aangezien u in uw brief nergens over klaagt. Ik hoop dat uw zeer verheven studie er altijd een rustige en aangename haven zal vinden. Na de zojuist bedoelde brief van Sadoleto waarin u genoemd wordt, heb ik nog steeds niets van hem ontvangen.Ga naar voetnoot6. De verhuizing was er oorzaak van dat er minder frequent brieven van vrienden kwamen. Ze hadden wel gehoord dat ik verhuisd was, maar wisten niet precies waarheen. Bovendien is het zo dat de stad verder van de Rijn en daardoor afgelegen ligt, en minder bekend is en minder bezoekers krijgt dan Bazel. Toch heeft ze een universiteit die dan niet zo groot mag zijn, maar wel goed georganiseerd is, en zich niet zozeer door het aantal als wel door het niveau van de studenten onderscheidt. Onder de hoogleraren in de rechten geniet vooral Zasius bekendheid, iemand die al op zeer hoge leeftijd is, maar veel temperament en een onuitputtelijke welbespraaktheid bezit. Hij is het eerbiedwaardigste en vriendelijkste wezen dat ik tot nu toe in Duitsland heb gezien. Ook doemt er tot nu toe niemand op die hem zou kunnen opvolgen zonder dat we Zasius zouden missen, ook al zijn er een paar die je niet mag onderschatten. De theologie stelt hier minder voor dan ik zou willen, maar zal hopelijk binnenkort weer opbloeien. De talenstudie geniet redelijk aanzien. Alle algemeen vormende vakken worden op vrij gelukkige wijze weer tot leven gewekt door Henricus Glareanus. Wat zou ik graag, zeer geachte Bembo, op deze leeftijd rust vinden in mijn eigen manier van leven, die u voortreffelijk noemt, en het betrachten van deugdzaamheid! Was het mij in elk geval maar vergund rustig oud te worden met de studie van de gewijde literatuur! Maar terwijl mijn levensavond al aangebroken is (zoals u terecht schrijft) en ik bovendien dagelijks vecht met die onmenselijke beul van een steen, word ik telkens weer gedwongen in de arena af te dalen en met net en kromzwaard voor gladiator te spelen, ja, wat nog erger is, met alle mogelijke soorten wilde beesten te vechten. Tot nu toe bleef het in gevaarlijke situaties beperkt tot angst. De eerste keer was toen de boeren als razenden tekeergingen,Ga naar voetnoot7. waarbij het maar heel weinig scheelde of Bazel was ingenomen. De keer daarna was tijdens het woeden van de beeldenstorm,Ga naar voetnoot8. toen gewapend gepeupel enkele nachten met in rijen opgestelde kanonnen op de markt de wacht hield; niemand is toen evenwel | |
[pagina 189]
| |
slachtoffer van geweld geworden behalve heiligen van hout en steen. Iedereen die iets bezat wat hij niet wilde verliezen, zat in angst. We hebben het aan de goddelijke goedheid te danken dat er tot nu toe bij zoveel tumult, waarbij men zo vaak van beide kanten te wapen snelde, geen druppel bloed vloeide. Nu verandert het toneel: ik voorzie enorme omwentelingen, maar wat de afloop van het stuk zal zijn weet ik niet. Mits het mogelijk is een oorlog in Duitsland te vermijden, zal een godheid misschien - ik gebruik namelijk graag de woorden van Horatius - het overige door een goedgunstige verandering van het lot tot rust brengen.Ga naar voetnoot9. Alles wat u voor Uutenhove doet, zal ik in mijn grootboek schrijven; ik geef u vanwege deze schulden het recht om een beroep op Erasmus te doen, als zich iets voordoet waarbij u op uw beurt wilt ervaren hoezeer ik Bembo toegedaan ben. Ikzelf aanvaard evenwel heel graag wat u zo vriendelijk aanbiedt: het gemeenschappelijk bezit van uw volledige vermogen volgens de wetten van de vriendschap. Ik zou garanderen dat u op uw beurt recht hebt op het mijne, als ik iets te bieden had behalve mijn welwillende gezindheid. Die zal ik in elk geval volkomen te goeder trouw laten blijken en daarnaast kunt u rekenen op alles waar mijn beperkte middelen toe in staat zijn. Het ga u goed. Freiburg im Breisgau, 25 maart, in het jaar 1530 na de geboorte van Christus Erasmus van Rotterdam, eigenhandig ondertekend Ik riep de hulp van een secretaris in, om u niet te kwellen met mijn onleesbare handschrift Aan de zeer geachte heer Pietro Bembo. Padua |
|