De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 16. Brieven 2204-2356
(2018)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd2272 Van Jacopo Sadoleto
| |
[pagina 150]
| |
daag toe vertraagd, zoals u ziet. Maar toen ik eindelijk klaar was, vond ik niets belangrijker dan dat ik mijn pennenvruchten, wat die ook waard zijn, meteen aan u zou sturen. Dat is natuurlijk brons in ruil voor goud,Ga naar voetnoot4. maar toch zou ik dan, als u het zou goedkeuren, een bijzonder genoegen beleven aan het oordeel van de allergrootste geleerde die mij bovendien welgezind is, of, als u het zou afkeuren, voor de tijd daarna beter worden door uw adviezen en kennis. Ik kan niet echt beslissen wat ik liever wil en waar ik meer aan heb. Goedkeuring is misschien prettiger, als die van een trouwe en geleerde vriend afkomstig is, maar kritiek is beslist nuttiger. Daarom heb ik een dringend verzoek aan u. Zou u alstublieft niet willen nalaten al wat naar uw idee correctie verdient, of de talloze dingen (aangezien die er waarschijnlijk zullen zijn) die een zo scherpzinnig man als u niet bevallen, oprecht en openhartig met mij te bespreken? Ik wil dat u juist in deze kwestie de eerlijkheid van vrienden onder elkaar betracht, die zonder twijfel heilig voor u is. U moet ervan uitgaan, dat uw oordeel, of het nu gunstig of niet is, voor mij welkom en gewenst zal zijn.Ga naar voetnoot5. Wat uw psalm betreft en de vele overige voortreffelijke werken die u in die trant hebt uitgegeven en dagelijks uitgeeft, ik bewonder altijd uw vernuft, rijkdom aan gedachten en spreekvaardigheid en bovendien uw moed en volharding. Want hoewel talloze vijanden aan uw reputatie tornen, laat u zich allerminst afhouden van het eenmaal begonnen werk. U streeft er juist steeds meer naar dat goed schrijven én goed leven door u onder de aandacht worden gebracht. Ik vind dat uw kennis en uitstekende intenties op dat gebied hogelijk geprezen moeten worden. Er is één ding dat ik graag zou willen - want wat belet mij voor u dezelfde vriendendienst te verrichten die ik van u vraag? Er is, nogmaals, één ding dat ik zou willen, en ik zou u dat ten zeerste aanraden, dat u zich afzijdig houdt van alle meningsverschillen en dat u bepaalde dingen bij het schrijven weglaat. Ook al zijn ze niet strijdig met de ware vroomheid, toch gaan ze in tegen de ingewortelde waanideeën van het volk en de begeerten van sommige mensen of zelfs orden. Ik denk dat het van grotere waardigheid zal getuigen zich niet tegenover hen te plaatsen. Want welke noodzaak is er voor u, die in elke wetenschap de beste bent, om als het ware kibbelend en kijvend de strijd aan te binden met mensen die volstrekt niet tegen u opgewassen zijn? Vooral omdat u het veld van de gewijde letteren ter beschikking staat, dat zich ver naar alle kanten uitstrekt, waar u zich naar hartelust kunt uitleven. Daar kunt u alle rijkdommen van uw talent op dat gebied ontvouwen, zodat de mensen die kunnen bewonderen in plaats van u daarover een proces aan te doen. | |
[pagina 151]
| |
Al wat ik schrijf, schrijf ik met de beste en vriendschappelijkste bedoeling. Het is namelijk een grote wens van mij, dat al dat voortreffelijks dat u eigen is, in de ogen van het volk vrij is, ik zal niet zeggen van iedere smet, maar zelfs van iedere verdenking van een smet;Ga naar voetnoot6. maar u kunt dat beter beoordelen. Laten wij, mijn beste Erasmus, voor zover we kunnen, elk naar vermogen het wankelende christelijke geloof te hulp komen. Dat wordt, zoals u zelf ziet, van verschillende kanten tegengewerkt: niet alleen door de huidige overheersing van zonden en een menigte misdadige mensen, die alles overspoelen, maar ook door vijanden buiten en binnen de eigen landen en al het mogelijke geschut van oorlogen en goddeloosheid. Het dreigt te vallen, als God, die alleen alles kan, het niet stut en bewaart. Als we ons best doen om God, onze Heer, de dankbaarheid te tonen die we verschuldigd zijn, zullen we zelf het geluk vinden en zal ons werk voor anderen niet nutteloos en zonder vrucht zijn. U hebt weliswaar geen aansporing nodig, maar wij moeten er extra voor zorgen dat we onze post niet verlaten. Maar genoeg hierover. Blijf gezond en wees ons genegen; wees ervan overtuigd dat uw rust en uw waardigheid ons zeer ter harte gaan. Nogmaals, het ga u goed, mijn beste Erasmus. Een hartelijke groet aan onze vriend Amerbach, van wie ik wel vaker een brief zou willen ontvangen.Ga naar voetnoot7. Carpentras, 12 februari 1530 |
|