Erasmus' vijanden van katholieke zijde konden niettemin op een ferme repliek rekenen. De nog geen dertigjarige Leuvense franciscaan Frans Titelmans produceerde een wijdlopige dialoog tussen hemzelf en de ‘oudjes’ Lorenzo Valla, overleden in 1457, Erasmus en diens oudere tijdgenoot Jacques Lefèvre, die zich met de Griekse tekst van het Nieuwe Testament hadden beziggehouden. Johann von Botzheim ontving op zijn eigen verzoek een voorproefje van Erasmus' weerlegging, waarvan de epistolaire gedeelten zijn opgenomen als brief 2206, met passages over het taaleigen van het Nieuwe Testament en de status van de Vulgaat. Van Spaanse zijde had Luis de Carvajal de aanval op Erasmus geopend. Zowel hij als zijn Leuvense medebroeder zijn doelwit van de felle brief 2275, gericht aan de franciscanen in het algemeen.
In het voorjaar van 1530 gaat het bericht rond dat de keizer in Bologna van de paus de keizerskroon heeft ontvangen en op weg is gegaan naar Augsburg, waar een rijksdag gehouden zou worden. Ook anderen waren onderweg. Zo ontving Erasmus uit Linz brief 2309 van Johann Henckel, die meereisde met Maria van Oostenrijk. Hij beantwoordt daarmee een brief die, zo laat Henckel weten, met het recent opgezette postsysteem naar de plaats van bestemming was gebracht. Eveneens uit Linz kwam een brief van Caspar Ursinus Velius die zich in het gevolg van koning Ferdinand bevond. Ursinus Velius schrijft dat zijn huwelijksfeest in Wenen ten tijde van het beleg niet begeleid werd door luitmuziek, maar door het gekletter van Turkse wapens. De volgende dag, zo vertelt hij, stuurt hij zijn echtgenote en familie de stad uit; drie dagen later weet hijzelf nog net weg te komen (brief 2313).
De kwestie van de Turkse dreiging stond op de agenda van de rijksdag, die op 20 juni 1530 door Karel v werd geopend. Daarnaast was het de bedoeling dat er een oplossing werd gevonden voor de godsdienstkwestie. Simon Pistoris bericht Erasmus op 27 juni over een tekst die twee dagen daarvoor was voorgelezen tekst, de Confessie van Augsburg (brief 2333). Pistoris is een van de correspondenten die laat blijken dat Erasmus in Augsburg wordt verwacht om advies uit te brengen. Het gerucht ging zelfs dat hij door de keizer was ontboden (brief 2350a). Veelzeggend is brief 2354 van Cornelis Croock, waarvan de inhoud geheel losstaat van de rijksdag, maar waarvan de adressering ‘Freiburg im Breisgau of Augsburg’ luidt. Erasmus bleef evenwel in Freiburg, om twee redenen: hij is ziek en hij weet geen oplossing. ‘Als iemand iets redelijks naar voren brengt, krijgt hij meteen “Dat is lutheranisme!” naar zijn hoofd’. Dit laatste schrijft hij aan Melanchthon, die evenals anderen een uitvoerige beschrijving van zijn ziekte krijgt (brief 2343).