De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 14. Brieven 1926-2081
(2016)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 318]
| |
2069 Van Daniel Stiebar
| |
[pagina 319]
| |
woorden kan weergeven dat ik besef hoeveel ik uwe excellentie vanwege uw ongehoorde vriendelijkheid en welwillendheid ben verschuldigd. Neemt u van me aan: zoals ik het als het toppunt van geluk beschouwde dat ik met een van de belangrijkste filosofen vertrouwelijk ben omgegaan, zo reken ik het juist tot mijn grootste ongeluk dat ik noodgedwongen zo snel bij u moest vertrekken. Maar wat zou men kunnen doen? Men moet zowel voor de tijd als voor het lot zwichten. Wat kan ik verder zeggen? Niets, mijn beste Erasmus, behalve dat het mijn innige wens is dat u ervan overtuigd bent dat ik mij naar beste kunnen zal inspannen om u ervan te overtuigen dat ik uw gunstige gezindheid tegenover mij, die ik eens bij u thuis heb ervaren, niet vergeten ben. Want bij mij heeft duidelijk de mening postgevat, dat wij aan degenen die onze geesten met literatuur en deugdzaamheid hebben gevormd en ons oprecht zijn toegedaan, alleen met wederzij dse genegenheid onze dankbaarheid kunnen tonen. Niet alleen zal ik nooit ophouden u uit de grond van mijn hart te vereren en aan u gehecht te zijn, maar ik zal ook ervoor zorgen dat wanneer hiernaast mijn bescheiden vermogen wat kan bijdragen, ook dit gebeurt. Ik verzoek u mij die u kort geleden onder uw vrienden hebt opgenomen, op die plaats te laten staan. Het ga u, sieraad van de letteren, goed. Parijs, 18 oktober 1528 Uw toegenegen Daniel Stiebar Een van de opdrachten van De Brie aan Philippus was om zelf met eigen woorden u hartelijk te groeten. Door een zware koorts was het hem nu niet mogelijk u te schrijven. Ik schrijf dit in opdracht van Philippus. Hij zou zelf schrijven, als zijn briefGa naar voetnoot3. al niet was verzegeld. |
|