De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 14. Brieven 1926-2081
(2016)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 301]
| |
2061 Van Juan Luis Vives
| |
[pagina 302]
| |
richtten erger; toch werd zij een tijdlang onderdrukt, maar zij komt nu bij deze gelegenheid tevoorschijn, verborgen onder de mantel van een ander. Deze Alecto of deze Ate brengt zaken van mensen zoveel schade toe dat zij niets, openbaar of privé, ongestoord achterlaat: oorlogen tussen vorsten, onenigheid in de wereld van de wetenschappen, waanzin in juist menselijke relaties, meningsverschillen bij de eenheid van godsdienst en haat en gewelddadigheid bij de liefde voor vroomheid. Ach, had Christus maar eens de goedheid om met een mildere blik aan zoveel ellende een eind te maken en de onrustige situatie van de mensen rust en helderheid te bezorgen. Als iemand in eendracht behoorde te leven, zijn wij dat ondanks alles. Wij worden gegrepen door liefde voor de kunsten en wetenschappen, die worden gehaat en aangevallen door heel veel mensen die op een groot gezag en een grote macht steunen. Wil je HieronymusGa naar voetnoot3. mijn groeten overbrengen? Als hij niet graag schrijft, hoeft hij zich niet te vermoeien met het beantwoorden van mijn brieven. Ik betreur het dat mijn werken voor die drukkerij verlies of te weinig winst hebben opgeleverd.Ga naar voetnoot4. Ik zal in het vervolg mij ervoor inzetten dat ik hem verder geen moeilijkheden bezorg en, als ik kan, zijn belangen niet schaad. Graag beloof ik dit te zullen doen voor zover het voor mij mogelijk is. De reden dat ik hem schreef was een franciscaan,Ga naar voetnoot5. die onlangs in Bazel was om jou te zien. Die vertelde dat Hieronymus Froben wilde dat mijn werken door hem werden gedrukt. Maar het verbaast me niet dat hij liegt, omdat zoveel mensen die van jullie vandaan komen leugenaars zijn. Want op jouw vraag wie die leugenaar is, luidt het antwoord: het is iemand die bij ons het een en bij jullie, zoals je zelf schrijft, het ander vertelt. Maar laten we, geachte leermeester, het hierover voortaan niet meer hebben, ik niet met jou en jij niet met mij, als je dat goedvindt. Want je maakt op mij niet de indruk dat je telkens als je deze kwestie ter sprake brengt, zonder enige ergernis spreekt. Je moet niet denken dat ik zo sterk naar het noemen van mijn naam verlang. Liever zou ik deze of gene met mijn goede eigenschappen van dienst willen zijn dan mijn naam zonder nut voor anderen over de hele wereld verspreiden. Ik weet immers heel goed hoe onterecht de roem is die niet op verdiensten let, en hoe ijdel roem is die niets stevigs heeft om vast te grijpen, zodat je daar niet langer van geniet dan dat je terwijl je door applaus en gejuich van omstanders buiten jezelf staat, zaken hoort en | |
[pagina 303]
| |
ziet die vreemd voor jou zijn en jij jezelf niet bent. Want als je tot jezelf bent teruggekeerd, vind je niets. Hoeveel bitterheid is vervolgens vermengd met deze druppel honing! Zo niet van elders zou ik in ieder geval aan jou een voorbeeld en bewijs kunnen ontlenen. Ten slotte dienen wij te beseffen dat we pelgrims zijn, of liever dat we op weg zijn om voor het gerecht te verschijnen, dat we binnenkort het gerechtshof en de rechter zullen bereiken, ongeacht hoeveel omwegen wij onderweg proberen te maken. Daar zal onbekendheid onder de mensen iemand die zijn zaak bepleit niet in het nauw brengen; daar zal roem, als ware het de getuigenis of de lofprijzing van een provincie, hem niet verheffen. Maar wie door de Heer is aanbevolen, zal dan pas zijn goedgekeurd. Ik zie niemand die zo brandt van verlangen naar roem, dat deze overdenkingen hem niet laten afkoelen. Daarom vraag ik je, geachte leermeester, mij voortaan niet over reputatie of glorie te schrijven. Want ik verklaar je onder ede dat ik veel minder door deze woorden word geraakt dan je kunt geloven. Aan het algemeen belang hecht ik veel waarde. Heel graag zou ik dit steunen, als ik kan. Volgens mij zijn degenen die het algemeen belang hebben bevorderd gelukkig. Ik denk dat jij waarachtiger roem en lof verkrijgt, wanneer ik zie dat iemand door het lezen van je geniale werken een beter iemand is geworden, dan wanneer je al die benamingen als ‘de meest welsprekende, de meest geleerde en de grootste’ hoort. Ik hoop dat Jupiter en VenusGa naar voetnoot6. eens niet tot de oude Venus bidden, maar tot Christus die de harten verandert. Breng de groeten over aan Rhenanus en Cantiuncula, als hij in Bazel is. Met de allerbeste wensen, Brugge, 1 oktober 1528 |
|