De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 14. Brieven 1926-2081
(2016)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd2037 Aan John Longland
| |
[pagina 235]
| |
len, zoals in het colloquium ‘De aanbidder en zijn meisje’ en ‘De hoer en de jongen’.Ga naar voetnoot4. En volgens mij heb ik overal heel nauwkeurig ervoor gezorgd dat kinderen in hun prille jaren geen enkele losbandigheid aan mijn geschriften ontlenen. Wat leer ik als het over bedevaarten gaat, vraag ik je, anders dan dat mensen daarbij bijgeloof moeten vermijden? Want daar was de wereld overal tot aan het krankzinnige toe van vergeven, met meer winst voor de kosters dan voor de vroomheid.Ga naar voetnoot5. De Colloquia keuren de biecht goed, tot grote ergernis van hen die zich als evangelischen verkopen. Er wordt daar een soldaat belachelijk gemaakt die te biecht gaat zoals het gros van de mensen doorgaans doet.Ga naar voetnoot6. Maar zij ergeren zich alleen maar aan het feit dat ik ergens zeg dat de biecht die voor God gebeurt, de belangrijkste is en dat de jongeman suggereert dat de biecht een menselijke instelling is;Ga naar voetnoot7. toch beweert hij dat niet. Ik heb het over de manier van biechten die nu gebruikelijk is en die ik nergens afkeur. Dat Christus de biecht heeft ingesteld, is niet waarschijnlijk, en tot nog toe heeft niemand het kunnen aantonen. Als iemand het aantoont, zal ik de eerste zijn om hem toe te juichen. Maar ondertussen verkondig ik dat de biecht in ere gehouden moet worden alsof het een instelling van Christus is. In mijn boekje De modo confitendiGa naar voetnoot8. ben ik er niet op uit dat we niet biechten, maar dat we dat op een zinvolle manier doen. Dat kon ik niet bereiken zonder enkele nadelen op te voeren die ik niet toeschrijf aan de biecht, maar aan de tekortkomingen van degene die te biecht gaan en die de biecht afnemen. Hoewel de hele wereld vol is van verhalen over schanddaden en misdrijven die onder de beschutting van de biecht worden gepleegd, zijn ze verontwaardigd, omdat ik er een paar van dat soort heel terughoudend heb aangekaart; en ze beseffen niet hoeveel ik uit christelijke schaamte heb verzwegen, waarvan alleen al het vermelden de geest van de lezer zou kunnen besmetten. Maar verscheidene monniken dringen deze biecht niet uit liefde voor de vroomheid op, maar omdat zij hiermee een indrukwekkende oogst binnenhalen, zolang zij in de huizen van de rijken van wie zij hun geheimen kennen heersen, zolang ze stervenden bijstaan en zolang zij aan hun testa- | |
[pagina 236]
| |
menten knagen. Ze zouden die poel van verderfGa naar voetnoot9. die tot nog toe uit de biecht is voortgekomen, eens kritisch moeten bekijken; dan zullen ze niet langer verbaasd zijn, als ik hen op de juiste wijze van biechten attent heb gemaakt. Ze zouden eveneens kritisch moeten bekijken hoeveel bijgeloof er schuilt in de heiligenverering en hoeveel ellende uit de menselijke ceremoniën voortkomt; dan zullen ze zien dat mijn terechtwijzing absoluut noodzakelijk was. Heiligen zijn zeer ingenomen met hun verering als iemand hun leven navolgt, hoewel men bij niemand een betrouwbaarder voorbeeld voor zijn leven kan zoeken dan bij Christus zelf. Ik roep op tot de ware verering. Maar de bijgelovige manier van verering leverde hun meer winst op, en vandaar hun luide protesten. De kerkelijke ceremoniën veroordeel ik daar niet en evenmin ergens anders. Maar ik geef aan hoe men ermee om moet gaan en ik roep op om het beter te doen. Als Christus hetzelfde leert, als de heilige Paulus dit doet, als dit vroom en heilig is, waarom gaan ze dan tegen mij tekeer? Sommigen roepen: ‘Wie wist niet dat men het doel van de godsdienst niet in de ceremoniën moet plaatsen?’ Nee integendeel, wie weet niet dat de hele godsdienst tot nu toe tot ceremoniën is teruggebracht en dat de kracht van het evangelie daardoor bijna is verouderd? Maar dit was bevorderlijker voor het aanzien en de inkomsten van bepaalde lieden. Christus echter, wiens aanzien de belangrijkste overweging dient te zijn, verlangt een andere winst. Laten zij zich met ware vroomheid aanbevelen. Want als die ontbreekt, wat is dan de pracht en praal van de ceremoniën anders dan huichelarij? Over de keuze van bepaald voedsel heb ik Béda meer dan voldoende van repliek gediend, als de man enig schaamtegevoel zou hebben.Ga naar voetnoot10. Er bestaat geen werkelijk vroom iemand, of hij zou, als hij kwestie aandachtig bekeek, liever willen dat bij dit soort zaken de verplichting in een aansporing werd omgezet. Want in de huidige omstandigheden zouden er minder valstrikken zijn en zouden er meer mensen met overtuiging vasten, vooral als het leven van priesters een voorbeeld van christelijke onthouding en gematigdheid uitstraalde. In Frankrijk verkeren, zoals men schrijft, twee mensen in levensgevaar, alleen maar omdat ze gedwongen door ziekte op twee dagen in de vasten vlees hebben gegeten. Ziet u nu wat de ceremoniën teweegbrengen? Namelijk dat we vanwege hetgeen mensen hebben ingesteld Gods geboden schenden, omdat we een broedermoord minder erg vinden dan het overtreden van een regeling van pausen. Geen enkele paus heeft trouwens verboden dat een zieke wat zijn gezondheid eist tot zich neemt. | |
[pagina 237]
| |
Ik ben niet de enige die de buitensporige hoeveelheid feestdagen afkeurt,Ga naar voetnoot11. vooral omdat er tegenwoordig op geen enkele dag meer wordt gezondigd dan op feestdagen. Een groot voorstander ben ik van feestdagen die met mate worden gevierd, maar ik zou willen dat ze werden besteed aan de heilige zaken waarvoor ze ooit zijn bedacht, en niet aan geneugten en zondige handelingen. De christelijke godsdienst is tegenwoordig niet afhankelijk van wonderen en het is overduidelijk hoeveel verkeerde opvattingen door op winst beluste oplichters met behulp van verzonnen wonderen de wereld zijn ingebracht. Wat in de Heilige Schrift staat zullen we des te vaster geloven, als we aan de eerste de beste verhalen van bepaalde lieden geen geloof zouden hechten. Zelfs nu nog verschijnen er mensen die hun oude kunstgrepen opnieuw toepassen. Zo verscheen er ergens een geest die dringend absolutie van een priester verlangde, omdat hij zonder te biechten was heengegaan. Niet omdat de wil ontbrak, maar omdat hem de beschikking over een priester was geweigerd. Wat valt voor ons hier anders te leren dan dat mensen die niet biechten absolutie kunnen krijgen en er na dit leven een priester nodig is voor hen die wel wilden biechten, maar niet de mogelijkheid hadden? Elders liet een pastoor daags voor de sabbat stiekem levende krabben op een begraafplaats los, nadat hij brandende kaarsen op hun rugschild had gebonden. Toen ze tussen de graven door kropen, zag men 's nachts een huiveringwekkend spektakel en niemand durfde dichterbij te komen. Hierdoor ontstond er een verschrikkelijk gerucht. Terwijl iedereen verbijsterd was, verkondigde de pastoor vanaf de preekstoel aan het volk dat het de zielen van de gestorvenen waren die met missen en aalmoezen van deze kwelling bevrijd wilden worden. Het bedrog werd als volgt ontdekt: uiteindelijk vond men tussen puinhopen een paar krabben met een gedoofde kaarsstomp op de rug die de pastoor niet had verzameld. Dezelfde pastoor verzon nog iets anders. Zijn nicht woonde bij hem in huis, een vrouw met flink wat geld. In het holst van de nacht sloop hij steeds haar slaapkamer binnen, terwijl hij gehuld in een laken deed alsof hij een geest was. Hij stootte onbestemde kreten uit, in de hoop dat de vrouw een exorcist zou laten komen of zelf iets zou zeggen. Maar zij had de moed van een man en vroeg in het geheim een familielid om zich één nacht bij haar in de slaapkamer te verbergen. In plaats van met exorcismen wapende hij zich met een knuppel en toen hij stevig wat had gedronken om minder bang te zijn, verborg hij zich in haar bed. Op de gebruikelijke wijze verscheen het spook, angstaanjagend loeiend. De exorcist schrok wakker. Terwijl hij nog niet nuchter was sprong hij op en viel hij hem aan. Toen probeerde de geest | |
[pagina 238]
| |
hem met woorden en gebaren bang te maken. Maar de dronkaard zei: ‘Als jij de duivel bent, dan ben ik z'n moeder,’ hij greep de oplichter en bewerkte hem met zijn knuppel. Hij stond op het punt hem te doden, als deze niet door van stem te veranderen had geroepen: ‘Spaar mij, ik ben niet een geest, maar ik ben Johannes.’ Toen de vrouw zijn stem herkende, sprong zij uit bed en maakte een eind aan het gevecht. En dit is nog maar het begin. Weliswaar heb ik altijd gedacht dat het een vrome handeling is om voor de doden te bidden of missen op te dragen, maar ik zou aan dergelijke bangmakerijen niet erg veel waarde hebben gehecht, ook als het geen bedrog is, dat bijna nooit ontbreekt. In elk geval is Chrysostomus van mening dat al deze dingen bedriegerijen van duivels zijn.Ga naar voetnoot12. Als de jeugd nu meer geneigd is om die zaken te veronachtzamen waarvan ik niet wil dat ze worden veronachtzaamd maar met meer toewijding in acht worden genomen, waarom gelooft men dan dat zij die zaken eerder uit boeken en preken van lutheranen putten dan uit mijn geschriften? Wie zou ten slotte, omdat in deze tijden alles vol zweren zit, zo voorzichtig kunnen schrijven dat sommigen het niet aangrijpen als een kans om aan hun eigen verlangens toe te geven? Uit de Heilige Schrift moet veel geschrapt worden, als we alles willen verwijderen dat velen de gelegenheid bood om kwaad te doen. Laat iemand één onchristelijke zin uit al mijn boeken aanwijzen, ik zal de eerste zijn deze te schrappen. Sommige theologen hadden een paar passages veroordeeld, wat slechts als hun persoonlijke mening gold, maar dat alles was van dien aard dat of zij niet begrepen wat ik had geschreven of dat zij opvallende lasterpraat verkondigden. Van mijn Paraphrases keurden ze verscheidene passages uit de evangeliën af, alsof het mijn woorden waren.Ga naar voetnoot13. Hoeveel leugens heb ik niet aangetoond in Béda's boek, hoeveel valse beschuldigingen, hoeveel krankzinnigheden? Ze kennen geen schaamte en ze gaan door met wat ze doen alsof ze geen enkel antwoord hebben ontvangen. Over de Elegiae van Fausto en de Facetiae van PoggioGa naar voetnoot14. die in alle talen zijn vertaald, ja zelfs over priapische schunnighedenGa naar voetnoot15. mogen schoolkinderen van die lieden les krijgen. Maar mijn Colloquia, een werk dat ik heb geschreven om te taalgebruik van schoolkinderen te verfijnen, en mijn Encomium matrimonii,Ga naar voetnoot16. een fictief onderwerp dat ik als voorbeeld voor het | |
[pagina 239]
| |
retoricaonderwijs heb behandeld, vinden zij niet aanvaardbaar. Ze voeren echter geen serieuze reden aan waarom ze dat doen. Hun toevlucht zoeken ze bij de bescherming van hun gezag en hun grote aantal. De theologische faculteit en de universiteit gebruiken zij als voorwendsel. Alsof wij niet weten met wat voor trucs dat soort bestuursbesluiten soms tot stand plegen te komen. Overal is de slechtheid van een enkele lieden sterker dan de rechtschapenheid van de rest van de mensen. De leider en regisseur van dergelijke toneelstukken heeft heel wat mensen die hem trouw hebben gezworen.Ga naar voetnoot17. Iedereen die hij kan meeslepen, sleept hij door een smeekbede, omkoping, chantage of geweld mee. En toevallig kreeg deze groep een rector zoals men zich wenste; men zoekt een geschikt moment, men zorgt ervoor dat diegenen aanwezig zijn van wie ze denken dat ze zullen instemmen of in ieder geval zich zullen schikken. Daarbij hebben ze diegenen buitengesloten van wie ze weten dat hun beslissingen eerder in dienst staan van het goede dan van het perverse verlangen van deze of gene. Zo komt een verordening tot stand die voor henzelf goed en voordelig is.Ga naar voetnoot18. De rest wordt afgehandeld door gezworen vrienden en de rector die erbij was gehaald.Ga naar voetnoot19. Geweldig, zo overwint de vroomheid, zo triomfeert de katholieke kerk. Ja, zelfs de volmacht die vorsten en pausen hun gaven om ketterijen de kop in te drukken, misbruiken zij om hun persoonlijke leed te wreken en om de humaniora waar ze zelf niet in thuis zijn te onderdrukken. En daarmee gaan zij tegen de bedoeling en de wens van de vorsten en pausen in, die willen dat mensen die op een wettige manier aan goddeloosheid schuldig zijn bevonden, met christelijke mildheid worden genezen, als zij nog te genezen zijn, en dat men pas tot een terechtstelling overgaat, wanneer alles geprobeerd is om dat te voorkomen. En dat vooral omdat dit rampzalige kwaad zich zo wijd heeft verbreid. Verder willen ze juist dat degenen die met toewijding hun best doen betere studies aan de vergetelheid te onttrekken, goede auteurs van verwaarlozing en fouten te bevrijden en de harten van mensen tot zuivere vroomheid aan te vuren, worden geëerd en bedankt. Inderdaad zijn er verscheidene mensen, die niet alleen dankbaar zijn, maar dat ook laten blijken. Het zint die lieden echter niet, dat de scholastieke spitsvondigheden minder aanzien hebben dan voorheen. Maar wat, vraag ik u, is er bij menselijke zaken eeuwig? Vroeger bestonden er geen theologische opleidingen en Augustinus gold als een onverslaanbare dialecticus, omdat hij Aristoteles' Categoriae had gelezen. Uiteindelijk bereikte de theologie haar top, om niet te zeggen | |
[pagina 240]
| |
dat zij er overheen ging, want de Heilige Schrift werd samen met de oude schrijvers verwaarloosd. Ook de verzamelde werken van Petrus Lombardus werden behalve door een handvol mensen niet gelezen.Ga naar voetnoot20. Een groot deel van de tijd werd met sofistische en onnodige vraagstukjes verknoeid. Nu gaat het wereldtoneel een andere kant op, maar die lui houden verbeten vast aan wat ze zijn gewend en gaan tekeer tegen alles wat ze niet hebben geleerd. Wie weet niet dat monniken de hoogste eer verdienen? Maar geef me echte monniken, dan zal de eer niet ontbreken. Waar zijn ze nu, of wat hebben ze behalve hun habijt en hun tonsuur, een enkele uitzondering daargelaten? Want ik heb bedenkingen als ik zeg dat er helemaal geen zijn. Ik vraag u, als een man die godsdienstigheid liefheeft, om langs de kloosters in uw bisdom te gaan. U zult zien hoe weinig ware, christelijke godsdienstigheid u daar zult aantreffen, hoe weinig theologische kennis, hoe weinig spirituele kracht, vooral onder hen die zich bedelmonniken noemen. Bij ons oefenen ze zelfs een ongelofelijke tirannie uit. Steeds weer moet ik verzekeren dat ik deze dingen niet zeg om de een of andere orde te beledigen, maar alleen mij richt tot hen die hun orde zeer slechte diensten bewijzen. Ze zien duidelijk waarom zoveel mensen hen haten. Toch verbeteren ze hun fouten niet, maar proberen ze met brutaliteit, geweld en intrige de overwinning te behalen. Had u maar zoveel tijd om de antwoorden te lezen die ik Béda en de Spaanse monniken heb gegeven.Ga naar voetnoot21. Dan zou u zien om wat voor onbeduidende kleinigheden zij zoveel opschudding hebben veroorzaakt. En ze schamen zich helemaal niet om hun onwetendheid, hun leugenachtigheid, hun laster en hun sluwheid. Zo hebben zij een complot georganiseerd: ‘Laten we allemaal tot het volk roepen wat tegen die zwaar misdadige man kan worden gezegd; laten we niet zwijgen bij feestmalen, bij het geheime biecht horen, in clandestiene gesprekken, bij de hoogste en de laagste hovelingen, en vooral bij ongeletterden die de boeken van Erasmus niet kunnen lezen. Laten we bovenal voorkomen, dat iets van zijn werk in de volkstaal wordt vertaald, want dat zou onmiddellijk onze leugens verraden. Zo zullen we vanzelfsprekend winnen’. Wat is er gemener dan die plannen? En dat is dan de godsdienstigheid van de monniken. AugustinusGa naar voetnoot22. zegt dat men nergens deugdzamer leeft dan in kloosters en dat dwalingen nergens zo gevaarlijk zijn. Toch spreekt hij over monniken die bij elkaar leefden zonder dat zij aan geloften, laat staan eeuwige, waren gebonden. Wat zou hij nu zeggen, als hij veel kloosters zou zien die in niets van openbare bordelen verschillen? Wat over | |
[pagina 241]
| |
de talrijke conventen van monniken, waar men alles behalve kuisheid kan aantreffen? Ik heb het over de kloosters bij ons.Ga naar voetnoot23. Ook in de kloosters die zichzelf als observanten aanbevelen, mijn God, hoe weinig mensen leven daar bij wie je de oprechtheid van een christelijk hart kunt merken! Toch bouwen we dagelijks nieuwe kloosters. En dan doen ze alsof ik hun vijand ben, lieve hemel, hoewel ik in al mijn geschriften niets anders doe dan tot het ware geloof aansporen. Als hun dit zo ter harte gaat als ze het willen doen voorkomen, hoe kan het dan dat ze mijn medewerking niet omarmen? Ik voorzie dat er vanwege hun stompzinnigheid en schaamteloosheid die met een even grote kwaadwilligheid gepaard gaat, een andere, veel ergere opschudding zal volgen op de opschudding die met Luther begon, tenzij het gezag van vorsten en bisschoppen op het goede moment waakzaam is. Nu richten sommige dominicanen en franciscanen al hun hoofd op en grijpen ze elke gelegenheid aan om tegen mensen aan wie ze een hekel hebben, tekeer te gaan. Ze hebben een hekel aan iedereen die de klassieke talen en een zuivere godsdienstigheid een warm hart toedraagt. Onlangs hebben ze in Frankrijk drie mensen in de gevangenis geworpen, van wie er een verbrand zou worden, als de rechtvaardigheid van de koning hem niet had geholpen doordat de rechtszaak naar Parijs werd teruggewezen. U denkt misschien dat het om een halsmisdaad gaat. Er werd daar met het geld van de koning een klooster gebouwd. De man, die sowieso van alle lutheranisme helemaal niets moest hebben, had gezegd: ‘Dat geld zou misschien beter aan wezen, weduwen en armen besteed kunnen worden’. Omdat hun waardigheid door deze uitspraak was aangetast, eisten de monniken dat deze rechtschapen en geleerde man op de brandstapel terechtkwam. Ze hadden de fakkels al in hun hand, de brandstapel was al opgericht, de beslissende uitspraak was al gedaan. Twee anderen zijn gevangen genomen, uiteraard vanwege een zwaarwegende reden. Gedwongen door ziekte hadden ze op twee dagen van de vasten vlees gegeten, wat ze niet ontkenden.Ga naar voetnoot24. Dit is nog maar het voorspel van de tirannie van de monniken. Als die niet wordt ingeperkt, wat is dan uiteindelijk de voorspelling van de toekomst? Een verstandig mens doet immers de beste voorspellingen. Het leed onder het volk zal in een bitterder storm omslaan. Alleen de bedelorden waren de bron en de oorzaak van al dit kwaad - ik zeg nadrukkelijk enkele slechteriken, niet de orden. De wereld zal niet tot rust komen totdat zij weer in het gareel worden gebracht. Het is ook in hun eigen belang dat dat gebeurt; ja, dit is zelfs de wens, zo niet van het grootste, dan toch van het beste deel van de monniken. Het is al te radicaal om kloosters op te heffen, wat op sommige plaatsen | |
[pagina 242]
| |
is geprobeerd. Laten we er liever voor zorgen dat kloosters een leerschool zijn van soberheid, zedigheid, gematigdheid en ware godsdienstigheid. Op welke manier dat gedaan kan worden, zal ik een andere keer uiteenzetten. Nu stip ik in het voorbijgaan alleen aan dat monniken in aanzien zouden stijgen, als het hun wettelijk werd verboden jongens en meisjes met lieve woorden of dreigementen tot hun levenswijze te verleiden; als degenen van wie vast staat dat ze door bedrog zijn meegelokt, op gezag van de bisschoppen hun vrijheid terugkregen en de kidnappers werden gestraft; als bovendien in het belang van geprofeste mannen en vrouwen ervoor werd gezorgd dat het ernstige en rechtschapen mannen zijn, die hen met het voedsel van de hemelse leer voeden, en dat niemand toestemming zou krijgen in ledigheid te leven. Ook zou het in niet geringe mate de eenheid van de kerk bevorderen, als waar mogelijk die enorme verscheidenheid aan titels, kleding en rituelen werd afgeschaft - het was voldoende dat hun kleding goedkoop en eenvoudig was - en als eerder het gelaat en het beheerste gedrag zouden getuigen van een monnik dan de kleur of de vorm van zijn habijt. Laten zij bovendien de oorkonden waarmee ze zichzelf buitensporig tegen monarchen, bisschoppen, bestuurders, de gewone man of liever gezegd tegen zichzelf hebben bewapend, ongeldig verklaren en hun bisschoppen erkennen, zoals zij die de leiders en stichters van de ordes waren het deden en wenselijk achtten. Maar een andere keer meer hierover. Nu keer ik terug naar het punt waar ik was afgedwaald. Als we iets moeten verbeteren, laten we dan die gematigdheid aanwenden die christenen past en die zoals we zien de eerste christenen hebben betracht. Hun erudiete godsdienstigheid heeft succesvol tegen zoveel legers van ketterijen gestreden. Maar wat denken zij te bereiken met hun dwaze tumult, kwaadaardige allianties, giftige lasterpraat, lachwekkende schaamteloosheid, hun brutaliteit die erger is dan die van soldaten en hun aperte leugens? De kerk, de duifGa naar voetnoot25. van Christus, heeft niet de gewoonte slechtheid met slechtheid, dwaasheid met dwaasheid en goddeloosheid met goddeloosheid te overwinnen, maar zij heeft geleerd het kwade met het goede te verslaan.Ga naar voetnoot26. Niemand kan aan mijn gezindheid twijfelen. In de kerk van Luther had ik een sleutelfiguur kunnen zijn, maar ik wilde mijzelf liever in heel Duitsland gehaat maken dan uit de gemeenschap van de kerk vertrekken. Ik had de stichter van een nieuwe partij kunnen zijn. Geen enkele leerling heb ik verworven, maar ik overhandigde wie ik kon aan Christus, omdat ik liever medeleerlingen wilde hebben dan leerlingen. Ik streef geen enkele status na, hoewel ik al lang van alle kanten door de belangrijkste | |
[pagina 243]
| |
vorsten word uitgenodigd,Ga naar voetnoot27. en dat zijn er niet weinig. Laten zij het een nogal arrogante uitspraak van me vinden, als ze maar weten dat ik de volledige waarheid spreek. Ik blijf in mijn bescheiden positie standvastig en ik sta mezelf ondanks mijn gezondheid en leeftijd niet toe met mijn voortdurende en te zware arbeid op te houden. Dit verklaart hoe groot mijn afkeer van ketterij is. Toch zijn sommige passages in mijn geschriften aanstootgevend. Maar het ontgaat hun hoeveel erger zaken aanstoot gaven die ik met een waarschuwing wilde genezen. Ik heb er eerlijk gezegd nog geen spijt van dat ik geprobeerd heb de scholastiek naar de bronnen van de Schrift en het lezen van de oude schrijvers terug te roepen, vooral als ik telkens naga tot wat voor onbeduidende spitsvondigheden zij is vervallen. Als die lieden de theologie in haar oude glorie willen herstellen, moeten ze dat niet doen door tegen anderen tekeer te gaan, maar door een gematigde theologie die Christus past te presenteren, zoals men op enkele scholen daarmee al is begonnen. Mijn godsdienstigheid en geweten dwongen mij tot enkele waarschuwingen aan monniken, al heb ik ook hier aan de goede naam van het geloof en aan christelijke terughoudendheid veel concessies gedaan. Zij zullen hun voormalige gezag met meer succes herstellen als zij door devoot en heilig gedrag laten zien dat ze werkelijk monniken zijn, dan wanneer zij met domme leugens andermans goede naam belachelijk maken. En als ze echt om het aanzien van hun eigen orden geven, moeten ze dat soort druktemakers die hen met hun woorden en daden bij uitstek in diskrediet brengen, beteugelen en zich toeleggen op de zuiverheid waarmee zij vroeger de sympathie van de hele wereld verwierven. Kortom, we moeten met oprechte bedoelingen ervoor zorgen dat in deze turbulente gebeurtenissen Christus overwint, en dat hem alleen een triomf wordt bezorgd en niet de menselijke hartstochten, die wij aan beide kanten als om strijd de overwinning naar zich toe zien trekken. Laat de paus en kardinalen winnen, als hun hart maar op Christus is gericht. Laten ook de monniken winnen als ze dat willen, mits ze de zaak van Christus dienen. Als ze hun eigen eer, hun buik, hun gewin en hun macht op het oog hebben, strijden we niet meer voor Christus maar voor de wereld. Het kwaad wordt niet verwijderd, maar verplaatst; de ziekte wordt niet genezen, maar zij verandert, misschien wel ten kwade. Laten we de goede dingen die Luther heeft verkondigd en waartoe hij heeft vermaand, overnemen. Niet omdat hij ons erop heeft gewezen, maar omdat de dingen juist zijn en met de Heilige Schrift overeenstemmen. Nu voorzie ik het gevaar dat wij niet worden teruggebogen tot er een evenwicht is bereikt, maar zoals vaak gebeurt, naar de andere | |
[pagina 244]
| |
kant afbuigen. Zoals er voorheen heel wat bijgeloof bij de heiligenverering voorkwam, zullen zij er nu veel aan toevoegen om verder van de leer van Luther verwijderd te zijn. Maar hier moesten wij ons matigen, niet overdrijven. Het volk diende te leren dat de beelden niets anders zijn dan symbolen, bestemd voor eenvoudige zielen; dat heiligen vereerd moeten worden, maar niet aanbeden met wat men latria noemt;Ga naar voetnoot28. dat het beter zou zijn om zijn ziel tot Christus te verheffen zonder aardse beelden dan door middel van beelden. Het zou beter zijn al wat we gedaan willen krijgen aan Christus te vragen. Het zou veiliger zijn ons voor te nemen Christus na te volgen dan een van de heiligen en de heiligen heel devoot te vereren door hun goede daden na te volgen; en in de kerk niet zomaar alle beelden op te zoeken, maar daarbij gematigdheid en fatsoen in acht te nemen. Om het niet te lang te maken: als we in al het overige niet op overdrijving maar op gematigdheid zouden afstormen, konden we op een gelukkige afloop van deze storm hopen. Maar dit zal nooit gebeuren, tenzij vorsten en leiders van de kerk hun persoonlijke gevoelens in hun plannen niet laten meespelen en zich alleen maar op de glorie van Christus en het algemeen welzijn van het christendom richten. Wanneer we dat deden, zou God ons bijstaan en deze commotie tot bedaren brengen. Want het is overduidelijk dat deze stormachtige gebeurtenissen niet zonder de wil van God op de aarde zijn afgestuurd, zoals hij eens met verschillende plagen de Egyptenaren trof zodat ze weer bij zinnen zouden komen. Het meest verstandig zou het daarom zijn dat wij allen tot Gods barmhartigheid onze toevlucht nemen en ieder zijn eigen schuld erkent. Nu geven we elkaar de schuld en niemand erkent die van hemzelf. We zijn niet uit op genezing van deze kwalen, maar op wraak. Wat mijzelf betreft zal ik het niet heel erg vinden als al mijn geschriften hun waarde verliezen. Als ze schadelijk zijn voor de godsdienstigheid, zou ik niet eens willen dat ze blijven bestaan. En als ze de godsdienstigheid bevorderen, maar God besloten heeft dat ze door mijn eigen of andermans schuld verloren gaan, laat dan gebeuren wat hem goeddunkt, die niet anders kan willen dan wat het beste is. Laten ze een leerstelling aanwijzen die tegen het christelijke geloof ingaat. Als ik die niet meteen verbeter, kunnen ze roepen dat ik een slechte christen ben. Maar wat moet ik beginnen met de verdachtmakingen, verdraaiingen, aantijgingen en leugens van domme, kwaadwillige en onkundige mensen? Ik kan hun meer verstand toewensen, genezen kan ik hen niet. Kon ik dat ook maar! Christus zal hen genezen wanneer het hem goeddunkt. | |
[pagina 245]
| |
Uw vriend Robert Aldridge heeft omwille van mij veel moeite aan het collationeren van handschriften besteed.Ga naar voetnoot29. Ik heb niets om hem te bedanken aangezien hij zo ver weg woont. Ik verzoek u in uw goedheid hem uit mijn naam te belonen en ik ben bijzonder blij dat hij bij u in de gunst staat. Moge de Heer Jezus u ongedeerd bewaren. Bazel, 1 september 1528 |
|