De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 14. Brieven 1926-2081
(2016)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 218]
| |
2029 Aan Christoph von Stadion
| |
[pagina 219]
| |
len sommige theologen ook dingen die met een vrome bedoeling zijn gezegd en die niet door ons zijn bedacht, maar door de apostelen en Christus zijn verkondigd. Door hun dwaze schaamteloosheid blijven veel mensen daarom vastzitten aan een partij die ze anders al hadden verlaten en sluiten velen zich bij hen aan die dat anders niet zouden doen. Maar welke steen hebben ze niet verzetGa naar voetnoot2. en verzetten zij vandaag om mij uiteindelijk, vermoeid als ik ben door het onrecht, in het kamp van Luthers volgelingen te duwen? De feiten zelf laten duidelijk zien dat God ons deze storm vanuit de hemel heeft gestuurd omdat hij door onze misdaden is beledigd, zoals hij vroeger de Egyptenaren kikkers, sprinkhanen, vliegen en andere plagen zond. Desondanks erkent niemand zijn fouten en roept niemand de barmhartigheid van de Heer aan, maar vleit iedereen zichzelf en geeft een ander de schuld. Als men naar menselijke oorzaken zoekt, is niets gemakkelijker dan degenen aan te wijzen die dit kwaad hebben veroorzaakt en die het hebben verergerd. Nu hoor ik dat velen ervan overtuigd zijn dat deze hele storm in de kerk uit mijn geschriften is voortgekomen. De belangrijkste aanstichter van dit meest valse gerucht was Girolamo Aleandro, een man - om maar niets anders te zeggen - die niet overdreven waarheidslievend is. Alberto Pio, prins van Carpi, lijkt dezelfde opvatting te huldigen; hij is eerder zeer bevriend met Aleandro dan dat hij dezelfde mening heeft. Maar ondertussen is er geen lutheraan of geen anti-lutheraan tevoorschijn gekomen, die in mijn boeken ook maar één afgekeurde leerstelling duidelijk kon aantonen, hoewel er zoveel drommen mensen zijn verschenen die zich met grootste ijver hierop toelegden. Ze komen slechts aanzetten met verwantschappen, overeenkomsten, schandalen, vermoedens en soms met schitterende leugens. Vaak gebeurt het dat wat ze bekritiseren niet eens hebben gelezen, of als ze het al hebben gelezen, het niet begrijpen. Alsof iets in elk opzicht zo behoedzaam kan zijn geschreven dat het met deze methodes niet kan worden gebruikt om iemand te belasteren, indien degene die commentaar levert niet onpartijdig is. En alsof het eerlijk is mij tot ketter te verklaren, omdat ze zelf geen Grieks of Latijn hebben geleerd. Dat hetgeen ik zeg niet ongegrond is, heeft u met uw wijsheid uit mijn verweerschriften kunnen afleiden. Maar om u een reden tot lachen te geven zal ik iets toevoegen dat onlangs in Spanje is gebeurd. Een arts uit Madrid, Juarez genaamd,Ga naar voetnoot3. zeer bedreven in beide talen, is een bewonderaar van mij. Dominicaner monniken hadden in het geheim iemand uit hun kudde naar hem toegestuurd om hem van het lezen van mijn boeken af te schrikken. | |
[pagina 220]
| |
Toen hem dat helemaal niet lukte, verkondigde hij ten slotte dat mijn boeken het niet verdienden door vrome mensen te worden gelezen, omdat ze de leiders van de kerk met de meest smerige beschimpingen besmeurden. Om dit te bewijzen beval hij het boek De matrimonio christiano tevoorschijn te halen, waarin ik volgens hem bisschoppen homoseksuelen noemde en hen berispte omdat ze er vier of vijf maîtresses hadden.Ga naar voetnoot4. Het boek werd erbij gehaald, hij liet de volgende passage zien: ‘Als iemand zo onverstandig geweest is in plaats van met een maagd met een vrouw te trouwen die geen maagd meer is, zegt men dat hij zijn lichaam met haar heeft gedeeld. Maar wie met zoveel hoeren omgang heeft gehad, heeft zijn lichaam niet met hen gedeeld en als hij wil, ontvangt hij als purus putus ‘(“een zuiver en rein iemand”) en zoals de Grieken zeggen, teleios vier of vijf bisschopszetels.’ Eerst stond de dokter versteld, maar spoedig begon hij om de domheid van de man te lachen. De wetten van de ouden noemden wat heel zuiver was purum putum, want putum klinkt als purgatum, gezuiverd. Vandaar zeggen we putare vitem (‘een wijnstok snoeien’) en noemen we het tuinafval putamina. Maar Spanjaarden noemen net als Italianen een jongen met een onzedelijke onderdanigheid een putus. Verder wilde ik, omdat episcopatus geen Grieks of Latijns woord is, liever episcopas zeggen, wat Paulus gebruikt bij ‘Wie een opzienersambt verlangt,’ etc., namelijk episkopè.Ga naar voetnoot5. Maar die man dacht dat episcopus en episcopa worden bedoeld, zoals we dominus en domina zeggen. Kan het dwazer? En toch kijken de dominicanen tegen hem op als tegen een geleerd man. En van hetzelfde slag zijn bijna alle mensen die in het openbaar en privé tegen de naam van Erasmus tekeergaan, en dat zo vasthoudend, dat de keizer en de aartsbisschoppen van Toledo en Sevilla,Ga naar voetnoot6. die eerlijk als ze zijn mij steunen, hen niet konden intomen. De schade die ik ondervind is gering. Ik zou ik willen dat al mijn geschriften werden vernietigd, als ik wist dat zij tot goddeloosheid aanleiding geven. Het doet me verdriet dat het huis van God op dit soort monsters rust alsof het Atlassen zijn. Uit wat u mij in uw goedheid aanbiedt, maak ik op dat u een bijzonder hartelijke genegenheid voor mij voelt en ik verlang vurig hiervandaan naar elders te vliegen, maar mijn sterk verzwakte gezondheid weerhoudt me daarvan. De keizer nodigt me uit naar Spanje, Ferdinand naar Wenen, Margaretha naar Brabant, de Engelse koning naar Engeland, Sigismund naar Polen, Frans naar Frankrijk, en ze bieden me een heel ruim salaris. Konden ze, zoals ze dit kunnen geven, mij ook maar mijn jeugd en een blakende gezondheid bezorgen! | |
[pagina 221]
| |
Zeer druk bezet als ik ben, heb ik dit voor de vuist weg geschreven. Ik hoop dat u het zult lezen, om juist uit deze woorden op te maken, dat ik wat Augustinus Marius mij over uw buitengewone hoffelijkheid vertelde, van ganser harte geloof. Moge de Heer Jezus uwe hoogwaardigheid ongedeerd bewaren. Bazel, 26 augustus 1528 |
|