De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 14. Brieven 1926-2081
(2016)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1932 Van Jan van der Cruyce
| |
[pagina 24]
| |
terbij dan Bedwell,Ga naar voetnoot2. waar zich ook nog steeds geschriften van jou bevinden, zeer geleerde Erasmus, die nooit zullen vergaan. Hieraan heb ik grotendeels te danken dat mijn goede gezondheid het hooguit één of twee daagjes heeft laten afweten en dat ik geen hinder heb ondervonden van zo lange eenzaamheid. Als ik dat zou onkennen, zou ik niet ten onrechte - ik zou de schande in zijn geheel in één woord samen kunnen vatten - als ondankbaar gelden. Nu is Bedwell - als ik een beroep mag doen op jouw kennis - echter niet zo dicht bij Londen dat degene die door de opvoeding van jonge kinderen aan huis gekluisterd is, naar eigen keuze, zo vaak als zijn hart hem ingeeft, op en neer naar Londen kan gaan. Eenmaal ben ik door een gelukkig toeval jouw vriend Lieven tegen het lijf gelopen,Ga naar voetnoot3. maar zo onverwacht dat er geen gelegenheid of tijd genoeg was om iets te schrijven wat het lezen waard leek te zijn te midden van die talloze en belangrijke bezigheden die de wankelende christenheid jou toen oplegde. Ik heb de man op het hart gedrukt mijn verwijtbare stilzwijgen, als je van oordeel bent dat het dat is, bij jou te verontschuldigen en te rechtvaardigen. Als hij gedaan heeft wat hij beloofd heeft te doen, hoop ik dat jij, voortreffelijke man, meer open zult staan voor deze late groet van jouw vriend Van Cruyce, die evenwel niet eerder of op een geschikter moment mogelijk was. Want jij weet zelf heel goed dat het meestal niet echt veilig is in Engeland over Engelse aangelegenheden te schrijven, laat staan dat het altijd nut heeft. En hoewel wat hier gebeurt niet verborgen kan blijven, omdat er zo velen zijn die Erasmus graag met nieuws ter wille zijn, was ik niettemin van mening dat ik, aangezien ik deel ben van het schouwspel waarvan de opvoering zojuist begonnen is, niet behoor te zwijgen over de rol die ik zelf speel. Iemand zou zich er op het eerste gezicht over verwonderen dat ik die op mij genomen heb, maar je zult begrijpen dat ik haar veeleer tegen mijn zin opgelegd gekregen heb dan vrijwillig aanvaard, zodra je hoort met welke tussenstappen ik ertoe gekomen ben. En om het verhaal bij het begin te beginnen: ik begon wat genoeg te krijgen van mijn positie in Engeland, die meer uiterlijke schijn was dan brood op de plank bracht. Het was immers duidelijk dat mijn fortuintje, dat direct een of andere godheid nodig had, hier te langzaam zou groeien, waardoor inderdaad werkelijkheid is geworden wat jij al voorspelde dat bij mijn vertrek zou gebeuren. Want Mountjoy, die jij aan jouw vriend Bombace afschildert als iemand die rijker van geest is dan van vermogen, is de mening toegedaan dat hij, of hem nou een dienaar die deugt of een onbekwame en luie dienaar ten deel is | |
[pagina 25]
| |
gevallen, die aan niemand anders mag aanbevelen of opdringen; dat hij namelijk evenzeer als een vorst een geschikte dienaar nodig heeft; aan de andere kant dat het de integriteit van een Mountjoy allerminst past een ander te beladen met een nutteloze last die hij zelf afwijst. Ook al zijn er velen die deze opvatting van de man van eer niet kunnen waarderen, ikzelf vind dat die past bij iemand met verstand; ik had niettemin graag gewild dat het samenging met een vrijgevigheid die zijn vrienden kon toerusten tegen de afgunst van het lot, die Mountjoy van ons kan wegnemen, aangezien hij sterfelijk is en, wat aristocraten gemeen hebben, blootgesteld aan verschillende en ook plotselinge gebeurtenissen. Want wat mij betreft, ik zou liever aan Mountjoy dan aan AlexanderGa naar voetnoot4. toebehoren, als er een of ander toverstokje zou bestaan waardoor het in dit leven mogelijk zou zijn voortdurend in dienst van Mountjoy te blijven, ook wanneer hij aanligt bij de maaltijd van de goden. En dit zou niet moeilijk zijn voor de man, als hij gebruik zou willen maken van het gezag dat hij heeft: de reden waarom hij het niet doet, is denk ik iets filosofisch, meer uit de school van Diogenes dan uit die van Aristippus.Ga naar voetnoot5. Ik heb hem er echter herhaaldelijk op gewezen dat er tegenwoordig meer mensen als Aristippus dan als Diogenes zijn, en ik heb op zeer erasmiaanse wijze gezegd, dat een verstandig mens niet strijdt tegen zijn tijd. Maar mijn woorden waren gericht aan dovemansoren,Ga naar voetnoot6. dit was in elk geval minder vervelend, omdat het ook velen overkomen was van wie de aansporing zwaarder had moeten wegen. Toch waren het niet voornamelijk die onwankelbare opvattingen van Mountjoy die mij ertoe bewogen Engeland te verlaten, maar een bepaalde rook die zich toen ontwikkelde. De vrees bestond dat, als hij was overgegaan in vuur, alles wat ik vergaard had, deels in Engeland, wat weinig was, deels in mijn eigen land, wat blijvender en heel wat substantiëler was, geheel in vlammen zou opgaan. Schepen werden tegengehouden, er werden enkele onheilspellende geruchten over een scheiding tussen Jupiter en Juno verspreid,Ga naar voetnoot7. het was te zien dat de adel nogal somber was, er was een onophoudelijke geruchtenstroom over oorlog:Ga naar voetnoot8. hopelijk blijven het slechts geruchten! | |
[pagina 26]
| |
Te midden van deze stormen was er één heilig ankerGa naar voetnoot9. waarop ik kon hopen, Mountjoy zelf, die beloofde net zo voor mij en mijn bezittingen te zorgen als voor die van hem. Maar de herinnering aan de oorlog met Frankrijk, die verplichtingen voor de grote man met zich meebracht, heeft ervoor gezorgd dat ik ervan overtuigd ben dat ik van die kant (wanneer een andere opstand hem wegrukt en de vorst hem meevoert) weinig bescherming hoef te verwachten, als, wat God verhoede, de Engelse oorlogsmachine tegen ons in gereedheid wordt gebracht. Terwijl ik zo tussen hoop en angst zweefde, schreef De Corte, die sinds 1 november jongstleden de leiding over het College De Lelie heeft, waarbij hij zonder collega bestuurt en beheert, mij precies op het goede moment een brief. Hij nodigt mij uit, zoals gewoonlijk uiterst vriendelijk, om samen met hem in zo niet weelderige, dan in ieder geval aangename omstandigheden te leven. Nadat ik dus de miletischeGa naar voetnoot10. maaltijden van Mountjoy, die, naar ik vreesde, gevaar zouden lopen, had vergeleken met de spartaanse maaltijden van De Corte, die de wisselvalligheid van het lot vreemd zijn, eiste ik ontslag van Mountjoy, zowel om mijn studie, die ik vijf jaar onderbroken had, weer op te pakken als om te zorgen voor een veilige plaats voor zowel mijn leven als mijn bezittingen. Uiteindelijk kreeg ik dit met moeite door veel smeekbeden voor elkaar, op voorwaarde dat ik, wanneer ik dat ook maar wil, bij Mountjoy weer mijn volledige portie zal aantreffen, en dat ik naar Engeland terugkeer, tenminste als mij daar iets gunstigers wordt aangeboden. Daarna ging ik vliegensvlug naar Leuven, waar ik nu drie maanden ben en met De Corte beslist een prettig leven leid. Hoe nauwgezet hij altijd de letterenstudies heeft beoefend, de Griekse evenzeer als de Latijnse, is jou, mijn beste Erasmus, niet ontgaan, noch zal de wereld langer onwetend zijn. Want de Sacerdos christianus, die hij nu schrijft, zal een ruimschoots betrouwbare getuige zijn dat, naar mijn oordeel althans, de man niet minder sterk is in elegantie van stijl dan in religieuze kennis, en buitengewoon in elk van beide.Ga naar voetnoot11. Ook is hij op dit ogenblik een nieuwe pleitbezorger van het Grieks geworden, waarvan ik hoop dat het succes zal hebben. Hij heeft namelijk het initiatief genomen om zijn studenten in zijn pedagogie Grieks te onderwijzen. Als nu ook de andere regenten van de overige pedagogieën het navolgen zoveel als ze kunnen, wie ziet dan niet dat er een deur opengezet wordt waardoor Aristoteles binnenkort in het Grieks zijn intrede op de scholen doet? | |
[pagina 27]
| |
Toch is hij niet zonder overleg van de gebruikelijke gang van zaken afgeweken; dit wordt door meerdere mensen ondersteund en aangemoedigd. Een meerderheid van personen met een gezaghebbend oordeel heeft ingezien dat het gedaan is met de filosofie, tenzij zij zich meer door het echte leven aan de studenten aanbeveelt dan door ik weet niet welke hersenschimmen. Zo kwam het dat ze geleidelijk die ruzie uitlokkende spitsvondigheden hebben opgegeven, waarvoor nu, bij De Lelie tenminste, Rudolf Agricola en auteurs van een vergelijkbare zuiverheid in de plaats zijn gekomen, evenwel met behoud van de onaantastbare positie van Aristoteles. En om ervoor te zorgen dat de jeugd in de filosofie volhardt, is door dezelfde rechters bepaald dat daar ook de Griekse taal bijkomt, die buiten de pedagogieën kosteloos wordt onderwezen en door velen vanuit de privéschooltjes wordt meegebracht, om te dienen als zoetigheid die de bitterheid van de filosofie wegneemt. De Corte werd geregeld door velen aangevallen met dergelijke argumenten, omdat hij de leiding heeft over een college dat in het bijzonder beroemd is onder de andere colleges vanwege de letterenstudies. Bij mijn terugkomst zette hij zijn gewetensstrijd geheel aan mij uiteen. Die kwam hieruit voort dat hij hen die hem aanmoedigden tevreden wilde stellen, maar dat de nieuwigheid van de zaak het hem niet toestond, die vermoedelijk zo niet openlijke dan toch verborgen haat tot gevolg zou hebben. Niettemin wilde hij liever toegeven aan de onvermijdelijkheid der dingen dan tot zijn nadeel vrienden die zorg dragen voor het algemeen welzijn, van zich vervreemden. Daarom heeft hij mij dringend verzocht op grond van het recht van de vriendschap, die al sinds lang zeer hecht was tussen ons, om, zoveel als ik kon, een vriend die onder druk was gezet bij te staan, De Lelie ter wille te zijn, de jeugd te ondersteunen, te helpen bij de algemene pedagogische taak die naar de mening van velen in gevaar was, en zijn beschermers te gehoorzamen die instonden voor al wat deze onderneming naar men zegt aan vermetelheid in zich heeft. Ik heb me er echter enige tijd tegen verzet, deels omdat de onderneming een tweede Hercules vereiste, deels omdat ik bang was voor wat de mensen ervan vinden, die, zoals de manier van doen nu is, luid schreeuwen alsof dergelijk onderwijs een stap dichter bij het lutheranisme of een nog gevaarlijkere dwaalleer is, waar ik van gruw. Natuurlijk, om alles samen te vatten, dreef De Corte uiteindelijk zijn wil door, of liever de prominenten van de universiteit die zijn zaak met zulke sterke argumenten bepleitten. Ik heb erin toegestemd dat onder mijn leiding - mogen de goden het zegenen - Grieks wordt onderwezen, en dit heeft afgelopen 1 januari een aanvang genomen. En het plan is eerst de grammatica snel door te nemen, maar daarna | |
[pagina 28]
| |
aan de hand daarvan de structuur van elke tekst uit te pluizen en te bestuderen, met dezelfde zorgvuldigheid en precisie waarmee ze dat bij het Latijn gewoon zijn te doen. Aan deze oefening is het tweede uur van de middag toegewezen, waarop De Neve altijd Cicero uitlegde. Ik zal mij in elk geval naar vermogen en met volharding inspannen om deze functie te vervullen als ik tegenover anderen zou kunnen aantonen dat jij instemt met mijn inspanningen. Ik zal er vol ijver voor oppassen dat ik geen mensen provoceer, als de onderneming, wat verdiend zou zijn, een goed onthaal krijgt. Je hebt nu een haastig geïmproviseerd verslag, mijn beste Erasmus, van wat jouw vriend Van der Cruyce, daartoe gebracht door de smeekbeden van zijn vrienden, in Leuven heeft veranderd. Ik zal dan pas begrijpen dat je het eens bent met mijn vrijwillige gehoorzaamheid, als je mij van nu af aan rekent onder degenen aan wie je niet weigert iets toe te vertrouwen. Iedereen verlangt enorm naar jouw Augustinus-editie.Ga naar voetnoot12. Ik smeek je dat je na korte tijd, mijn beste Erasmus, de Concionandi ratioGa naar voetnoot13. erop laat volgen, als je veel landarbeiders voor deze evangelische oogst wenst. Want voor zeer velen is het zo belangrijk een evangelisch predikant naar het voorschrift van Erasmus te zijn, dat ze liever willen zwijgen dan niet in overeenstemming daarmee te spreken. Al een aantal jaren geleden is hiertoe een belofte gedaan en die zeer eloquente Lingua heeft de hoop hierop weer vernieuwd.Ga naar voetnoot14 Uit Engeland wordt niets gemeld wat de pen waard is. Ik twijfel er niet aan dat de controverse tussen Rochester en Pace over de vertaling van de Septuagint, in een vlijmscherp geschrift bovendien, dat toch gedrukt is,Ga naar voetnoot15 voor jou oud is, hoewel het heel onlangs in augustus is gebeurd, toen ik nog bijna huiselijke omgang met Pace had, in het klooster van Syon,Ga naar voetnoot16. waar hij wegens zijn ziekte heen was gegaan. De Corte, jou en jouw werk als geen ander toegedaan, die zichzelf en alles wat hij heeft aan jou ter beschikking stelt, als hij daar Erasmus ergens een plezier mee kan doen, heeft me opgedragen er uit zijn naam een groet bij te | |
[pagina 29]
| |
schrijven. Hij heeft daarbij het dringende verzoek dat jij zijn Lelie, dat jou al een goede reputatie heeft bezorgd, dezelfde genegenheid schenkt als jij gewoonlijk schenkt aan wat jou geheel en al toegewijd is. Neem mij, bij de muzen, zeer hoffelijke Erasmus, mijn langdradige en onbehoorlijk praatzieke brief niet kwalijk, die voortkomt uit verlangen jou te groeten, een verlangen dat soms niet weet te zwijgen en daardoor een nogal slechte spreker is. Onthoud dat er in Leuven nog steeds een zekere Van der Cruyce is die wat hij ook heeft ten dienste van Erasmus stelt. Moge de grote en almachtige Christus, die beloofde dat hij zijn volgelingen bij zou staan tot het einde der tijden,Ga naar voetnoot17. jou voor de heilige inspanningen waarmee jij onophoudelijk de bruid van Christus, de kerk, siert, lang ongedeerd behouden. Leuven, vanuit De Lelie, 28 januari Aan de vader van alle geleerdheid, de heer Erasmus van Rotterdam. Te Bazel |
|