De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 12. Brieven 1658-1801
(2014)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1759 Aan John Francis
| |
[pagina 215]
| |
het mij dat mijn arme lichaam tegen zoveel kwellingen was opgewassen. Door deze kwelling moest ik vaak overgeven. Daarna kon mijn maag zestien dagen lang behalve wat slokjes vocht geen enkel voedsel verdragen. De kwaal werd iedere dag erger en uiteindelijk zo hevig dat ik de moed opgaf; zo pijnlijk waren de barensweeën. Vervolgens veranderde ik van wijn; ik begon, en dat met mate, lichte wijn te drinken, lichter dan de lokale wijnen hier, en die verdunde ik met water dat met zoethout was gekookt.Ga naar voetnoot1. Daardoor bleef ik enkele maanden van die kwelling verschoond. Ten slotte voelde ik aan de bovenkant van mijn penis wat wij meestal als kind voelen wanneer een sterke wind over ons heen is gekomen; men noemt het over het algemeen koude urine. Ik vermoedde dat dit mij was overkomen, omdat ik nogal lang na zonsondergang in de open lucht had zitten praten. Ik smeerde mijn buik onder mijn navel met kamilleolie in - want dit helpt gewoonlijk - en voelde mij bovendien helemaal niet beroerd. Vervolgens heb ik opgewekt met vrienden gedineerd en dronk tegen mijn gewoonte in een halve beker Bourgondische wijn, verdund met water waar ik over sprak. Die wijn was nog niet helemaal bezonken, zoals later is vastgesteld. Na mijn eerste slaap urineerde ik met een opvallende aandrang, de urinewegen waren flink opgezwollen en het ging met een heftige pijn gepaard. Toch zat dit gevoel niet in de ingewanden, waar het meestal het heftigst is, maar in de blaas en de spieren van mijn penis. Ik voelde dat een grote hoeveelheid stenen, grof en fijn, met de urine naar buiten kwam, waarbij de urinewegen beschadigd raakten. Dat gebeurde die nacht tien maal, weliswaar zonder pijn aan mijn maag. Die urine heb ik niet bewaard, wat me spijt. Ik heb dat wel met de ochtendurine gedaan, die op melk leek, vermengd met stukjes steen. Het materiaal was gipsachtig. Intussen had ik een heel onaangenaam gevoel in mijn blaas. Ik liet een arts komen en na deze een tweede en een derde zoals wij ze hier hebben. Ze wisten zich geen raad. Ik was bang dat het materiaal in mijn blaas hard zou worden. Want de pijn duurde een paar dagen. Eindelijk begon hij wat af te nemen, niet dat hij verdween, maar hij was te verdragen. Daarom stuurde ik de artsen weg en nam mijn toevlucht tot een meer gematigde levenswijze; ik drink Bourgondische wijnen, maar oude wijn en met mate; de ouderdom hiervan breng ik met veel suiker en een aftreksel van zoethout terug. Intussen gaat het beter met mijn maag en met mijn hersenen die door het vele braken zwaar vermoeid waren. Maar tot nu toe blijft mijn urine als het ware door gips troebel en er zitten stenen in, maar die zijn niet zoals meestal een kwelling. Dit voortdurende ongemak heb ik liever dan heftige pijnen die met onderbrekingen komen, maar ondraaglijk zijn. Als de aard | |
[pagina 216]
| |
van de ziekte immers niet veranderd was, zou Erasmus al lang zijn begraven. Soms is het ongemak wat kleiner, dan weer wat groter. Bij bewolkt weer voel ik mij wat minder; van mijn gematigde levenswijze mag ik niet afwijken, anders word ik terstond gestraft. Ik heb mij tot gewoonte gemaakt vaak te urineren uit angst dat de urine in de blaas hard wordt. Mijn eerste slaap is normaal en kalm, maar de tweede wordt onderbroken en is door slapeloosheid vaak onrustig hoewel ik daar geen last van heb. Ik heb geen gonorroe, geen hersenbloeding en geen aandoening in mijn ruggenmerg;Ga naar voetnoot2. want die zouden mij zwakker maken terwijl ik mij nu sterker voel. Ik vermoed wat de oorzaak van de ziekte is. Al meer dan twintig jaar heb ik de gewoonte staande te schrijven en bijna nooit te zitten behalve bij de lunch of het diner of wanneer ik na de lunch een dutje doe; soms pleeg ik dat te doen, vooral wanneer ik door mijn werkzaamheden vermoeid ben. Van tijd tot tijd krijg ik het benauwd van drukpersen en vooral van brieven die ik noodgedwongen in ontelbare hoeveelheden dien te schrijven, zodat ik mij direct na het middagmaal op het schrijven moet storten. Want na het avondmaal word ik gedwongen met ingespannen arbeid op te houden: óf ik converseer ontspannen óf luister al wandelend naar een dienaar die iets voorleest wat mij van pas kan komen. Toen ik erg druk bezet was, kwam op een bepaald moment een bode van een vriendGa naar voetnoot3. wiens leven gevaar liep. Om hem te helpen schreef ik heel veel brieven zonder met mijn gezondheid rekening te houden, iets wat ik vroeger ook vaak had gedaan. Dezelfde man stuurde na een paar dagen weer een andere bode. Terwijl ik hem een dienst wilde bewijzen,Ga naar voetnoot4. ontstond de kwaal die ik heb beschreven. Omdat het onvermijdelijk is dat bij iemand die staande schrijft de maag enigszins gebogen is, vermoed ik dat de maag halfverteerd voedsel begon uit te stoten, waarbij de luchtstromen naar elders zijn geroepen.Ga naar voetnoot5. Dat verklaart waarom de niersteen niet in omvang toeneemt. Wellicht maakt de natuur ook andere wegen open, zodat de doorgang van de steen gemakkelijker wordt. Dat is de ziekte; alleen de Heer weet wat de afloop zal zijn. Ik ben bang dat als ik opgewonden raak of mij iets dergelijks overkomt, dit een ontsteking van mijn blaas tot gevolg heeft, de pijnlijkste kwaal die er is. Men zegt dat Thomas LinacreGa naar voetnoot6. aan deze pijnlijke kwaal is overleden. Dit is het hele ver- | |
[pagina 217]
| |
haal. Als jij, vakkundig als je bent, iets hebt waarmee deze pijn verminderd kan worden - want ik denk niet dat het mogelijk is hem weg te nemen - past het bij je menslievendheid mij dat te laten weten. Want aan het feit dat je mij uit eigen beweging een middel hebt toegestuurd, herken ik je oude plichtsgevoel voor mij. Het ontroert mij des te meer, omdat ik je nooit zelfs maar een eenvoudige dienst heb bewezen. Ik wou dat ik iets had waarmee ik duidelijk kan maken dat mijn hart jou voor je weldaden erkentelijk is en dat het mijn wens is daarvoor iets terug te doen. Het ga je goed. |
|