De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 12. Brieven 1658-1801
(2014)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1752 Aan Krzysztof Szydłowiecki
| |
[pagina 204]
| |
een gouden zandloper, een gouden lepel en een gouden vork. Ik kwam in aanmerking voor geschenken die niets waard zijn, maar deze pasten bij uw waarlijk gouden hart en oprechte karakter. Nu heb ik iets waarmee ik voor de dag kan komen, want wellicht zullen er lieden zijn die beweren dat iemand in een brief verheerlijken niets bijzonders is. Maar het sturen van dergelijke geschenken is dat bepaald wel. Hoewel ik u daarvoor, zeer illustere heer, zoals het betaamt, buitengewoon dankbaar ben, ben ik u toch nog meer dank verschuldigd, omdat u met uw gezag mijn naam tegen de laster van enkele niet welbespraakte lieden hebt verdedigd. Met deze dienst hebt u niet alleen mij aan u verplicht, maar ook iedereen die zich op de humaniora toelegt. Lieden die Erasmus slecht gezind zijn, voeren hier oorlog tegen. Door uw beschermheerschap verliep het met mijn Lingua voorspoedig; Froben was met de verkoop heel succesvol, omdat hij al drie oplages heeft uitgebracht.Ga naar voetnoot3. Intussen hebben veel anderen het gedrukt. Dat zou niet gebeurd zijn, als het niet bij veel mensen in de smaak was gevallen. Het ga u goed. Bazel, daags na de geboortedag van de Maagd-Moeder, 1526 |
|