De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 12. Brieven 1658-1801
(2014)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1706 Aan Andrea Alciati
| |
[pagina 118]
| |
Hij begon een uitgebreid verhaal te vertellen, hoe hij in Rome op het Capitool met groot gevaar voor zijn leven zijn zaak had bepleit.Ga naar voetnoot5. Hier gaf ik hem, denk ik, te weinig aandacht, vooral toen hij met een ernstig gezicht mij herhaaldelijk vroeg ergens in mijn geschriften van zijn daad melding te maken. Ik antwoordde zoals ik pleeg te doen in een kwestie die mij niet echt ter harte gaat. Ik denk dat hij hierover ontstemd was. Vervolgens deed hij zijn beklag over een of andere briefGa naar voetnoot6. van hem die tussen mijn brieven was gepubliceerd en waarin hij mij met Budé vergelijkt. Alles beviel mij hierin behalve wat hij aan het eind van de brief toevoegt: ‘Het verbaast mij waarom de koning meende een buitenlander te moeten verkiezen boven een eigen onderdaan.’ Hoewel dit zonder goede reden was gezegd, weerhield het er mij niet van de brief als eerbetoon aan hem te publiceren. Toen hij mij liet zien wat verkeerd was gedrukt, veranderde hij enkele passages zo dat wat hij alleen als drukfout wilde markeren, beter was. Hij had besloten de hele dag hieraan te besteden, als ik er niet genoeg van had gekregen en, eerlijk als ik ben, een eind aan het gesprek had gemaakt. Ook op jou richtte hij een nogal bijtende allegorie. Maar hij deed iets slims: hij vluchtte na met zijn angel gestoken te hebben, zoals het heet.Ga naar voetnoot7. Oprechtheid mis ik bij hem volledig. Ik zou hem vanwege zijn leeftijd zijn verlangen naar roem niet kwalijk nemen, als dit niet buitensporig was geweest, - maar de tijd zou deze tekortkoming verbeterd of in elk geval draaglijker hebben gemaakt. In alle drie jaren dat hij met mij omging heb ik de man nooit ook maar een beetje zien glimlachen, zelfs niet bij maaltijden - dit tot mijn bepaald niet geringe verbazing. Toch probeert hij in zijn brieven soms vrolijk te zijn om niet te veel op een Ciceroniaan te lijken, hoewel het naar het schijnt tegen de zin van Minerva is.Ga naar voetnoot8. Er is een nieuwe sekte van Ciceronianen ontstaan, die mij bij jullie evenveel onrust lijkt te veroorzaken als bij ons de volgelingen van Luther. Van nu af aan is het niet toegestaan bisschoppen ‘eerwaarde vaders’ te noemen en aan het eind van een brief ‘jaar na de geboorte van Christus’ te schrijven, omdat Cicero dat nergens doet. Maar wat is er dwazer dan in een tijd die wat godsdienst, staten, bestuurders, plaatsnamen, gebouwen, leefwijze en gewoonten betreft volledig is veranderd, niet anders te durven te spreken dan Cicero deed? Als Cicero zelf weer tot leven zou komen, zou hij om dit soort Ciceronianen lachen. | |
[pagina 119]
| |
Maar wij zullen hier een andere keer over lachen. Ik wil graag weten hoe het met je gaat. Ik denk dat je het aan BonifaciusGa naar voetnoot9. zult schrijven, die zich voor je goede naam bijzonder inzet. Het ga je goed. Bazel, [1529] |
|