De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 12. Brieven 1658-1801
(2014)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1704 Aan John Longland
| |
[pagina 115]
| |
had laten bezorgen. Ook wat je onlangs aan KarlGa naar voetnoot4. gaf, namelijk vijf pond sterling. Verder bewijzen ook je brieven aan mij dat ik jou, excellentie, herhaaldelijk heb geschreven. Toch kon het gebeuren dat heel wat brieven onderschept of althans niet bezorgd werden. In deze tijden is dit niet iets nieuws. Het is maar goed dat niemand mijn welgezinde en dankbare geest kan onderscheppen. Graag had ik je de complete HieronymusGa naar voetnoot5. toegestuurd, maar toen deze Karl Harst naar je land vertrok, was het werk nog niet voltooid; en voor het verzenden van dergelijke geschenken zijn betrouwbare mensen niet altijd beschikbaar. Als je het boekGa naar voetnoot6. dat Luther tegen mij heeft geschreven en mijn gedeeltelijke antwoordGa naar voetnoot7. hierop leest, zul je begrijpen met wat voor slangen ik van doen heb. Maar moeilijker te verdragen is het feit dat ik door degenen aan wier kant ik vecht, van achteren word neergestoken, terwijl ik strijd tegen een partij die niet alleen erg rijk is voorzien van aanhang, zwaarden en pennen, maar ook van vergif. Ik zou trouwens dit ook nog wel kunnen verdragen, als ik niet bang was dat slechte monniken, die naar een herstel van de oude tirannie verlangen, deze overwinning die voor Christus is behaald, zichzelf toe-eigenen. Als zij succes hebben, ziet het er slecht uit voor de humaniora en hun beoefenaren, maar vooral voor Erasmus! Wat jij, toegewijd als je bent, over de Colloquia opmerkt, staat mij bijzonder aan. Mensen hebben verschillende meningen. Engeland kent enkele geleerde en verstandige vrienden die heel gunstig over dit werk oordeelden, omdat het naar hun mening bevorderlijk is voor de vaardigheid in het Latijn en het verbeteren van verkeerde meningen van het volk. Anderen hebben daarentegen een zwaarmoedig karakter en moeten niets van een grap hebben. Als jij, excellentie, gelegenheid hebt het boekje door te lezen, zul je merken dat er afgezien van het onderwijsdoel heel veel in staat dat tot opvoeding van jonge mensen dient. Als lokmiddel is het plezier eraan toegevoegd om een leeftijd aan te trekken die zich eerder laat leiden door wat aangenaam dan wat heilzaam is. Er staat niets onbehoorlijks, ongodsdienstigs of opruiends in. ‘Maar’, zeggen ze, ‘spel past niet bij mensen van mijn leeftijd.’ Integendeel, het is plichtsbesef, wanneer oude mensen met kinderen babbelen om hen daarmee te verleiden tot het leren lezen. Pseudomonniken kunnen het niet hebben dat jongelieden worden gewaarschuwd zich niet voortijdig op het labyrint van dat leven te storten, en dat zij andere adviezen | |
[pagina 116]
| |
krijgen die niet tot winst voor de pseudomonniken leiden, maar tot het heil van de jeugd bijdragen. Toch zal ik op jouw verzoek met mijn ColloquiaGa naar voetnoot8. ophouden, en als je meent dat er iets verbeterd moet worden, zal ik dat op jouw advies verbeteren. In deze tijd kan men niets schrijven dat zich niet voor kritiek leent, en het gebeurt vaak dat je, terwijl je zo omzichtig mogelijk handelt, beide partijen voor het hoofd stoot, omdat aan beide kanten mensen even dwaas zijn. Met AmbrosiusGa naar voetnoot9. gebeurt dit jaar niets; de zaak hangt niet van mij, maar van de compagnons van Froben af. Maar de oude Irenaeus,Ga naar voetnoot10. die tot nu toe nooit is gedrukt, zal ik tegelijk met een paar andere werken uitgeven, als God mij de kracht geeft. Moge God jou, zeer geachte bisschop, beschermen. Bazel, 30 april 1526 |
|