De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 11. Brieven 1535-1657

1632 Aan Friedrich Grau
Bazel, 9 oktober 1525

Erasmus van Rotterdam aan Friedrich Grau, gegroet

Het boek^1. dat u mij stuurde deed mij deugd, maar nog meer deugd deed mij uw zo zorgvuldig gecomponeerde brief.^2. En dat niet omdat ik mij gestreeld voel door de eerder uit spilzucht dan uit vrijgevigheid voortkomende loftuitingen die u over mij uitstrooit. Daar komt bij dat ik niet de moeite zou hebben genomen om ze te lezen, als ik er niet van overtuigd was dat ze voortkwamen uit een bij uw aard passende bijzondere oprechtheid en buitengewone belangstelling voor mij. Toch zou ik willen verzoeken, mijn Grau, om in het vervolg een ander onderwerp te zoeken om uw pen te oefenen.

Over uw kwestie heb ik aan kardinaal Campeggi geschreven,^3. zij het in het kort. Uitvoeriger was namelijk niet nodig. Bovendien had ik geen tijd om meer te schrijven. Als u hierheen komt, zult u merken dat die boerenopstand is afgezwakt en dichter bij een oplossing is. Het bloedvergieten heeft

1. Waarschijnlijk Ad... Carolum v... pro sedando plebeio in Germania... tumultu (Wenen, 1525).

2. Deze brief, waarschijnlijk een antwoord op brief 1577, is niet bewaard gebleven.

3. Deze brief is niet bewaard gebleven. Waarschijnlijk gaat het om een aanbeveling van Grau voor de positie van domprediker in Frankfurt.

[p. 251]

de koorts doen dalen. De rest zal ik u zelf wel vertellen. Ik hoop dat dit binnenkort mag gebeuren! Het ga u intussen goed, zeer dierbare Grau.

Bazel, 9 oktober in het jaar 1525