De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 11. Brieven 1535-1657
(2013)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 200]
| |
1603 Aan Willibald Pirckheimer
| |
[pagina 201]
| |
enige leek die in de inquisitie een vooraanstaande positie innam.Ga naar voetnoot6. De meerderheid van de bevolking in Holland, Zeeland en Vlaanderen is op de hoogte van de leer van Luther en vervuld van een meer dan dodelijke haat tegen de monniken. Ook al deugen de meesten niet, toch zullen wij nu in het geweer komen om hen te beschermen. Als zij de overwinning behalen, dan is het gedaan met alle mensen van goede wil. Zij beginnen nu hun strijdlust te tonen. Lambertus Campester, een dominicaanse vagebond, heeft mijn Colloquia vervalst.Ga naar voetnoot7. De kartuizer Pierre Cousturier heeft in Parijs een gewoonweg dwaas tegen mij gericht boekje gepubliceerd.Ga naar voetnoot8. Ik heb daarop een antwoord geschreven.Ga naar voetnoot9. Dat antwoord zou ik niet geschreven hebben als de Franse titelpagina niet had uitgewezen dat het gedrukt was op gezag van de theologen. Te Leuven bevindt zich een uiterst boosaardig nest van een aantal dominicanen. Vincentius,Ga naar voetnoot10. een man geschikt voor kabeltouwen of de ploeg, nu doctor in de theologie, heeft enige jaren geleden een boek tegen mij geschreven.Ga naar voetnoot11. Om het te kunnen uitgeven nam hij zijn toevlucht tot zijn vicaris-generaal.Ga naar voetnoot12. Deze verbood klip en klaar een dergelijk waagstuk aan te gaan. Hij bond in, zij het met moeite. Uiteindelijk is het boek nu uitgekomen. Iets onbehoorlijkers, smakelozers, dommers, leugenachtigers, onbeschaamders, dwazers is niet denkbaar. Vier mensen hebben eraan bijgedragen: Vincentius heeft er zijn eigen giftige elementen aan toegevoegd, Cornelis van Duiveland heeft het grootste deel van het werk voor zijn rekening genomen, een derdeGa naar voetnoot13. heeft het fraaier gemaakt door er enige stijlbloempjes aan toe te voegen; ‘Godefridus Taxander’ heeft de eer van het hele werk gekregen. De Leuvense theologen doen hierbij een oogje dicht. Latomus heeft drie geschriften gepubliceerd, waarin hij het met wonderlijke kunstgrepen op mij gemunt heeft.Ga naar voetnoot14. Hem heeft Oecolampadius van repliek gediend. Men | |
[pagina 202]
| |
zegt dat de titel ervan Elleboron is.Ga naar voetnoot15. Ik heb het namelijk nog niet gezien. Ik vrees dat deze opschudding sneller naar Italië overwaait dan de paus verwacht. Intussen herkennen wij niet de duidelijk waarneembare toorn van God, die ons oproept tot inkeer. Maar we beteren ons leven allerminst, terwijl we net zoals de Egyptenaren gewaarschuwd zijn door zoveel plagen. Op veel plaatsen zijn de monniken hardvochtig behandeld. Maar aangezien de meesten onuitstaanbaar zijn, waren zij niet op een andere manier in het gareel te brengen. Met zoveel privileges, zoveel ontheffingen, zoveel gesloten gelederen zijn ze toegerust. Enkele steden bedienen zich van meer gematigde maatregelen.Ga naar voetnoot16. Aan degenen die verklaren hun levenswijze te willen veranderen, staan zij toe uit te treden. Als beloning voor hun langdurig nietsdoen, wordt hun een toelage verstrekt uit het bezit van de kloosters zelf, ook al hebben zij niets ingebracht. Zij die hun geloften elders hebben afgelegd, krijgen de opdracht te vertrekken, en het staat hun niet vrij elders dochterkloosters op te richten, zoals zij gewoonlijk doen. Het is niet toegestaan in hun plaats novicen aan te nemen, behalve met toestemming van de magistraat. Men ontzegt hun het recht op toezicht op nonnenkloosters. Evenmin wordt het hun toegestaan te preken, behalve in hun eigen kloosters, en dat slechts op de gebruikelijke uren. Degenen die allemaal tegelijk hun levenswijze willen veranderen, krijgen daarvoor toestemming. Zij die dat niet willen, worden gedwongen toch gehoorzaamheid te zweren aan de overheid in zaken die betrekking hebben op het algemeen belang. Ze zijn van mening dat ze op die manier ofwel helemaal geen monniken overhouden ofwel monniken die zich ingetogener gedragen. Verlaten kloosters zullen worden veranderd in parochies of in scholen. En in het vervolg staat men niet toe dat iemand die jonger is dan zesendertig jaar de zogeheten eeuwige geloften aflegt. Men besteedt er alle mogelijke zorg aan goede priesters van hen te maken. Als dat lukt, zal het aantal monniken niet groot zijn. Er zullen slechts enkele kloosters overblijven, maar wel van naam en buiten stadsmuren gelegen, ja zelfs ver weg op het platteland, met de bedoeling dat men zich daar intensief bezighoudt met lichamelijk werk. Men is van mening dat men rigoureus een einde moet maken aan de onbegrensde diversiteit van ordes. Men accepteert niet langer de jaarlijkse kleine bijeenkomsten die kapittels worden genoemd, en evenmin de ontheffingen die zij misbruiken om ongestraft te zondigen. Zij zullen integendeel gehoorzaamheid verschuldigd zijn aan hun bisschop en het stadsbestuur, evenals de overige priesters en leken. | |
[pagina 203]
| |
Of deze maatregelen te billijken zijn, laat ik op dit moment buiten beschouwing. In elk geval wordt de tirannie van verdorven monniken aan banden gelegd, met minder onrust als gevolg, en krijgen goedwillende monniken, in het bijzonder alle jongere, de raad zich in het vervolg niet over te geven aan zo'n vorm van slavernij. Wat plaatsvindt als gevolg van een volksoproer loopt niet goed af. Het feit dat iedereen naar eigen believen zijn levenswijze verandert, zet voor mensen met kwade bedoelingen de deur open naar onoorbaar gedrag. Het zou het beste zijn als de zaak zou verlopen op gezag van de paus en de bisschoppen. In de huidige omstandigheden is het stellig het belangrijkste dat de onrust wordt bedwongen op gezag van de overheid en dat mensen van goede wil zo worden geholpen dat kwaadwilligen de kans niet krijgen te zondigen. Waren wij maar allemaal ware monniken, dat wil zeggen voor de wereld niet meer in leven! Maar kennelijk verdraagt de wereld dit volk van complotteurs en onruststokers niet langer. En ook al lijkt het feit dat de boeren een aantal kloosters hebben geplunderd iets vreselijks, toch is het de verdorvenheid van die lieden die hiertoe heeft opgeroepen. Zij laten zich door geen enkele wet terechtwijzen en sluiten hun ogen voor elkaars misstappen. Je had mij geschreven over de beker die de bisschop van OlomoucGa naar voetnoot17. als geschenk gestuurd had. In je daarop volgende brief ben je er echter niet op teruggekomen.Ga naar voetnoot18. Die beker is echter bezorgd, en wel voorzien van een inscriptie met mijn naam. Maar omdat Beatus Rhenanus een brief van de bisschop ontving over de verzending van een vergulde schaal en een andere brief met dezelfde strekking van Ursinus, heb ik, omdat mij niets was geschreven en er voor de bisschop geen aanleiding bestond mij iets te sturen, de beker aan Beatus gegeven, in de veronderstelling dat Koberger zich in de naam vergist had.Ga naar voetnoot19. Schrijf het mij als jij meer informatie over deze zaak hebt. Jouw PtolemaeusGa naar voetnoot20. heb ik nog niet gezien. Toch zal ik er wel voor zorgen dat ik die krijg. Ik vind hier niemand die uit gips beeldafgietsels kan maken. Daarom geef ik er de voorkeur aan dat het origineelGa naar voetnoot21. bij jou blijft. Ik heb | |
[pagina 204]
| |
De tong uitgebracht,Ga naar voetnoot22. zodat je voortaan zult moeten erkennen dat Erasmus zijn tong verloren heeft. De niersteen bejegent mij nu wat milder, sinds ik de gewoonte heb aangenomen al mijn wijn aan te lengen met water dat gekookt is uit de wortel van zoethout. Maar toch wordt dit nietige lichaam met de dag zwakker en droogt het uit. Tenzij ik mij vergis, zal dit omhulsel binnenkort afgeworpen worden en zal er een nieuwe cicade tevoorschijn springen. Maarten van Dorp is ons voorgegaan; verder is Linacre overleden in Engeland, Longueil in Bologna, Battista Casali in Rome en François Deloynes, groot beschermheer van de schone letteren, in Parijs. De afgelopen anderhalve maand heeft het hier voortdurend geregend, en alsof het nog niet genoeg is nat te zijn geworden door het hemelwater, staan edelen en boeren ten strijde toegerust klaar om elkaar te lijf te gaan, zodat zij nog natter worden door elkaars bloed. Doe Dürer de groeten, die zijn gelijke niet kent in de kunst van Apelles. Groet ook Paulus Ricius. Ik heb vandaag met goed resultaat zijn pil gebruikt. Ik neem niet meer dan een halve dosis, of zelfs nog minder, en toch heeft die probleemloos mijn ingewanden tot rust gebracht. Ik ben in afwachting van de door de uiterst gelukkige hand van Dürer geschilderde Erasmus en tegelijkertijd van jouw brief. Het ga je goed. Gegeven te Bazel, 28 augustus in het jaar 1525 Je herkent de hand van je vriend, etc. Aan de zeer hooggeachte heer Willibald Pirckheimer |
|