1534 Aan Léonard de Gruyères
Bazel, 29 december 1524
Erasmus van Rotterdam groet Léonard, officiaal van de aartsbisschop van Besançon
Hoogverheven heer, ik zou mijn gezondheidstoestand niet zo vervelend vinden als hij alleen mij pijn bezorgde en niet mij ook nog tot vervelende last maakte voor mijn vrienden. Want het zou allemaal draaglijker zijn als er alleen pijn was, zonder schaamte: nu verdroot niet zozeer mijn ziekte me toen ik bij u was,Ga naar voetnoot1. maar ik schaamde me omdat ik me noodgedwongen onttrok aan uw uiterst vriendelijke genegenheid voor mij. Ik denk dat velen niet zo vriendelijk zijn als u: ik bedoel de mensen die lasterlijke opmerkingen maken over mijn ziekte en een onfortuinlijke noodzaak uitleggen als onfatsoen. Na mijn vertrek heb ik hier een tijd ziek in bed doorgebracht, en door me zeer te matigen wat eten betreft ben ik langzaam, heel geleidelijk weer op krachten gekomen. Zodra ik een beetje aangesterkt was, kwam een niersteen op de proppen, die zich in een hinderlaag verborgen had gehouden. Ik heb hem eruit gewerkt, maar met de uiterste wanhoop aan mijn leven. Daarna begon het me wat beter te gaan, nadat ik met zoethout opgekookt water ontdekt had, waarmee ik nu mijn wijn aanleng: als die bitter is, maakt dat water hem zoeter; is hij zuur, wordt de zuurgraad verlaagd; te droge wijn wordt soepeler, te harde wordt zachter en te vurige wijn wordt er koeler van.
Hier is een vaag gerucht gekomen dat na mijn vertrek bij u daar het praatje de ronde ging doen dat ik een volgeling van Luther ben.Ga naar voetnoot2. Maar ik heb genoeg eelt ontwikkeld tegen dit soort opschudding. Deden beide partijen er maar genoeg moeite voor dat de eenvoud van het evangelie bij alle mensen waarlijk tot bloei komt! Dan zou mijn pen haar werk niet verzaken! Biétry verkeert in grote opwinding over een eventuele goedkeuring van de mis,Ga naar voetnoot3. maar mij doet het niet zo veel, en het is beter in deze tijd geen handvat te geven aan boeven om een rel te schoppen.