De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 10. Brieven 1356-1534
(2012)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1486 Aan Thomas Wolsey
| |
[pagina 298]
| |
aan iemand willen opdragen. Meteen zouden zij dan zijn gaan schreeuwen dat ik me verhuurd had en dit schreef om de vorsten te gerieven, en zo zou ik hen nog meer geprovoceerd hebben en afbreuk gedaan hebben aan de geloofwaardigheid van het werk: anders had ik het ofwel aan u opgedragen of aan de paus, die me bedankt heeft voor de opdrachtbriefGa naar voetnoot2. van de Handelingen door een zeer vriendelijke officiële briefGa naar voetnoot3. te sturen en me ook tweehonderd gouden florijnen te schenken. Ik heb gemeend deze kans te moeten onthouden aan de schurken, die overigens ook wel zonder zo'n kans anderen beledigen. Ik ben blij dat uwe Eminentie zo ingenomen was met mijn Lieven.Ga naar voetnoot4. Bij mij heeft hij grote vorderingen gemaakt in de beide klassieke talen. Maar een ruim salaris kan ik hem niet geven. Hij is in de wieg gelegd voor de studie van de vrije kunsten; en hoewel ik hem bitter hard nodig had, heb ik toch meer rekening gehouden met zijn belangen dan met de mijne. Hij kan de studies van uw familielidGa naar voetnoot5. aan de Leuvense universiteit ondersteunen. Voor uwe Eminentie zal het heel gemakkelijk zijn hem rijkelijk te belonen; ik vraag slechts dat u hem voldoende vrije tijd gunt voor de letteren; hoe groter geleerde hij uiteindelijk wordt, des te nuttiger zal hij zijn voor u en de uwen. Ik stuur mijn boekje over de vrije wil aan uwe Eminentie, en ook een exemplaar voor zijne Majesteit; wees alstublieft zo goed hem van mij te groeten. Wat u voor Lieven doet, zal ik beschouwen als voor mij gedaan. Voor het cadeau dat u me stuurde, dank ik u. Bazel, 2 september 1524 |
|