De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 10. Brieven 1356-1534
(2012)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1418 Aan Clemens VII
| |
[pagina 150]
| |
sen in besloten kring. Mijn vreugde werd nog groter doordat ik uit brieven van vrienden duidelijk kon opmaken hoe vriendelijk uwe Heiligheid over Erasmus denkt. Het zou te ver voeren het hele verhaal vanaf het begin op te halen, en uw drukke bezigheden verdragen geen uitgebreid verhaal. Maar ik durf één ding te zweren bij Christus, die deelgenoot is van al onze gedachten: als uwe Heiligheid eens wist hoe betrouwbaar en hoe standvastig ik me in deze kwestie gedragen heb - ik heb me er niet toe laten brengen om me aan te sluiten bij die opstandige beweging en om samen te zweren tegen de waardigheid van de Heilige Stoel, ondanks alle lokkende aanbiedingen van grote vorsten, ondanks alle verleidingen van geleerde vrienden, noch, aan de andere kant, door haatcampagnes van bepaalde theologen en monniken die mij feller haten dan zij Luther doen vanwege het feit dat bij ons de studie van de oude talen is ingevoerd en talen en letteren met veel succes gesteund worden - en als u eens wist hoeveel haat en hoeveel bedreigingen ik ook nu in Duitsland juist hierom te verduren heb, dan zou u oordelen dat ik het niet verdiend heb dat die Zúñiga zo vaak als een uitzinnige tegen mij tekeergaat in razende schotschriften, straffeloos: niet zonder schande voor de Stad en niet zonder schade voor de reputatie van de pausen. Want de naam van de zegenende stad Rome strooit hij overal rond, terwijl toch bekend is dat hij hiermee tegen de edicten van de kardinalen en tegen de bevelen van Leo en Adrianus ingaat.Ga naar voetnoot2. Geloof mij, Heilige Vader: diegenen die deze toneelspeler heimelijk instrueren, met zijn aangeboren talent voor dergelijke lasterpraat, geven alleen maar toe aan hun eigen haatgevoelens en maken hiervoor gebruik van andermans krankzinnigheid, maar zij bewijzen een slechte dienst aan de reputatie van de paus en aan de zaak van de openbare rust. Uit alle boeken die ik al gepubliceerd had voordat ik de naam Luther ooit gehoord had, heeft hij een paar stukjes tekst geplukt, die hij dan verdraait en zo fout mogelijk uitlegt, maar zo schaamteloos dat een beetje welwillende lezer zelfs zonder enig tegengeluid toch de mentaliteit van die man verafschuwt. Als ik graag op die manier iemand belasterde, zou ik veel meer geschikte passages kunnen vinden in de boeken van Hieronymus en Bernardus. In de periode dat ik die stukken schreef, verwachtte ik allerminst de komst van een tijd als deze. Als ik daarvan geweten had, zou ik over veel dingen gezwegen hebben of ze heel anders geformuleerd hebben; niet omdat ze goddeloos zijn, maar omdat kwaadwillenden alles aangrijpen als zij de kans zien. Daarom ook heb ik een paar jaar geleden in latere editiesGa naar voetnoot3. veel passages | |
[pagina 151]
| |
geschrapt om dergelijke mensen elk handvat te onthouden, en ik was graag bereid ook andere dingen te wijzigen als iemand mij broederlijk terecht had gewezen. Maar over deze kwestie heb ik een uitvoeriger briefGa naar voetnoot4. gestuurd aan de hoogwaardige kardinaal Campeggi, waarbij ik tegelijk voor de vuist weg enkele reacties geef op de laatste lasterlijkheden van Zúñiga. Ik heb altijd mijzelf en al mijn zaken onderworpen aan het oordeel van de Roomse kerk, vast van plan om niet het gevecht aan te gaan ook al zou zij een onrechtvaardig oordeel vellen over mij. Want ik zal alles liever verdragen dan dat ik opstandig ben. Maar des te vaster vertrouw ik erop dat het rechtvaardigheidsgevoel van uwe Heiligheid niet zal dulden dat ik uitgeleverd word aan de krankzinnige haat van enkele lieden. Als bewijs van mijn vertrouwen in u stuur ik u de Parafrase van de Handelingen van de Apostelen, die juist op dat moment gedrukt werd. Ik had het werk bestemd voor de zeereerwaarde kardinaal van York,Ga naar voetnoot5. sinds lang mijn beschermheer en vriend. Maar ik ben van gedachten veranderd en zal aan hem het boek opdragen dat ik nu onder handen heb over de vrije wil, gericht tegen Luther:Ga naar voetnoot6. ik vermoed dat dit voor hem een nog aangenamer geschenk zal zijn. De keizer en Margaretha roepen mij terug naar Brabant. De koning van Frankrijk nodigt mij met gouden bergen uit naar hem te komen.Ga naar voetnoot7. Maar niets zal mij losscheuren van Rome: alleen de dood of mijn niersteen (wreder dan de dood); maar dan moet ik eerst wel het gevoel gekregen hebben dat uw rechtvaardigheid mij zal beschermen tegen onheuse lasteraars. Ik heb niet het vertrouwen dat mijn opvattingen bij allen ingang zullen vinden. Ik vertrouw er wel op, zonder spoor van twijfel, dat ik mijn trouw en de oprechtheid van mijn geweten duidelijk kan maken aan alle mensen van goede wil en met gevoel voor rechtvaardigheid. Heilige Vader, ik bid dat heer Jezus wil dat u de brenger en beschermer van een nieuwe gouden eeuw bent: dat is iets wat vurig gewenst wordt en vol vertrouwen tegemoet gezien door ons allen, die terecht al deze onenigheden verfoeien. Geloof me, uwe Heiligheid zal de roem van alle pausen doen verbleken als u een einde weet te maken aan dit oorlogstumult en aan deze botsing van opvattingen. Het ene zult u bereiken als u zich onpartijdig toont tegenover alle vorsten; het andere als u de hoop weet te wekken dat u bepaalde zaken | |
[pagina 152]
| |
wilt veranderen die met behoud van het echte christendom veranderd kunnen worden. Bazel, 13 februari 1524 Deze brief heb ik eigenhandig ondertekend, Erasmus van Rotterdam, zeer toegewijd dienaar van uwe Heiligheid Aan onze Heilige Vader, waarlijk de hoogste priester, Clemens, de zevende van deze naam |
|