De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 10. Brieven 1356-1534
(2012)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1410 Aan Lorenzo Campeggi [?]
| |
Erasmus van Rotterdam groet Matthäus, kardinaal van SionEminentie, ik zie dat mij precies overkomt wat Hercules volgens de mythen van de oudheid overkwam: terwijl ik hier vecht met de veelkoppige hydra die gevormd wordt door de lutheranen, komt van ginds een kreeft aangekropen die me in mijn voet wil bijten! Weer publiceert Zúñiga ondanks veelvuldig verbod zijn pamflettenGa naar voetnoot1. en maakt mij tot volgeling van Luther, of ik | |
[pagina 135]
| |
wil of niet. Ik word slecht behandeld als ik van twee kanten verscheurd word. Met de hydra vechten is op zich al genoeg werk. Ik weet en vergeet niet dat uwe Hoogwaardigheid mij aangeraden heeft om me naar Rome te begeven, omdat u dit het verstandigst vond, en dit was ik ook van plan. Maar intussen scheelde het niet veel of ik moest afreizen naar de andere wereld. Ik ben zo ziek dat ik voortdurend op die dag ben voorbereid. Desnoods kruip ik naar u toe zodra het weer wat zachter wordt, om in Rome te sterven; vooral als ik daar uw bescherming zal hebben tegen hen die, geloof me, meer gehoorzamen aan hun privébelangen dan dat ze de waardigheid van de apostolische Stoel hoog houden. Want wat kan deze kliek meer welkom zijn dan als Zúñiga de wereld ervan zou overtuigen, ook al is het absoluut niet waar, dat Erasmus in alles met Luther accordeert? Ik zie nog steeds geen enkel punt waarop ik het met Luther eens ben. De dingen die Zúñiga mij tegenwerpt, heeft hij geplukt uit boeken die al gepubliceerd waren voordat ik ooit van Luther had gehoord. Over de soevereiniteit van de paus heb ik nooit twijfels gehad; maar of deze soevereiniteit werd erkend of werd uitgeoefend in de tijd van Hieronymus, betwijfel ik wel eens als de context daar aanleiding toe gaf, namelijk in de aantekeningen die ik bij Hieronymus uitgegeven heb.Ga naar voetnoot2. Maar hoewel ik hier en daar iets noteer wat deze opvatting lijkt te steunen, merk ik elders in diezelfde aantekeningen dingen op die tot een andere opvatting leiden. Op vele andere plaatsen noem ik Petrus de eerste in rang van de groep apostelen, bisschop van Rome, plaatsvervanger van Christus en hoofd van de kerk, en ken ik hem de hoogste macht toe, na Christus. Zúñiga doet net alsof hij dit niet weet: hij plukt alleen datgene wat verwrongen kan worden om mij te smaden. De bul van LeoGa naar voetnoot3. en het edict van de keizerGa naar voetnoot4. fulmineren niet tegen dingen die eraan vooraf zijn gegaan, maar tegen wat komt. Over de biecht had ik terloops genoteerd dat deze naar het mij toeschijnt ontstaan is uit privéraadplegingen; met ‘deze’ bedoel ik de biecht zoals die nu geschiedt, met alles wat er nu omheen hangt. Toch erken ik dat die omarmd moet worden als door Christus ingesteld: ik ontken dus niet dat hij door Christus is ingesteld, maar ik uit mijn twijfels. Over het huwelijk betoog ik het volgende: ik zeg nadrukkelijk dat ik het huwelijk reken tot de sacramenten in eigenlijke zin, iets wat de oude theologen echter | |
[pagina 136]
| |
niet deden. Dit heb ik zeven jaar geleden geschreven in het Nieuwe Testament.Ga naar voetnoot5. Dit zijn de belangrijkste punten van Zúñiga: daar is niets opzienbarends bij, vooral omdat dit allemaal geschreven is voordat iemand droomde van de opkomst van Luther, omdat ik niets met stelligheid poneer, omdat ik altijd mijn mening onderworpen heb aan het oordeel van de kerk, omdat ik in latere edities veel zaken heb geschrapt of gematigd die een kans leken te kunnen bieden aan boosaardige figuren, die niet meer nodig hebben dan een kans. Ik ga niet proberen mijn stellingen voor iedereen aannemelijk te maken; ik vertrouw erop dat ze aannemelijk zullen zijn voor redelijke mensen van goede wil. Met hart en ziel ondersteun ik de glorie van Christus. Aan beide kanten zie ik dingen die mij niet bevallen, veel wereldse gezindheid aan de ene kant, aan de andere veel opstandigheid. Als ik in deze tijden van onrust iets beters gezien had dan het plan dat ik gevolgd heb, zou ik zonder twijfel dat zijn gaan volgen. [De vijfhonderd dukaten, die u mij in uw welwillendheid jaarlijks aanbiedt, beschouw ik als reeds door mij ontvangen. En ik ben niet minder dankbaar dan wanneer ik ze gekregen zou hebben.]Ga naar voetnoot6. Mijn wens is dat het uwe Hoogwaardigheid zo voorspoedig mogelijk gaat. Bazel, 19 januari 1524 |
|