De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 9. Brieven 1252-1355
(2011)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1355 Van Joost Vroye
| |
[pagina 380]
| |
aanvaarden. Tot nu toe hebben zij uit angst voor gevaar hun handen ervan afgehouden, omdat zij bang zijn dat de schuld zwaarder is dan de goederen van de overledene. Zijn familie is niet alleen onbemiddeld, maar zelfs zo arm, dat zij geld hebben geleend. Daarmee leven zij bij ons in afwachting van de afloop in armoede en zodoende verlangen zij nog meer naar hun buit en zijn ze ongeduldiger dan gebruikelijk. Wat jouw bibliotheek betreftGa naar voetnoot3. had De Neve een gerucht verspreid om te bereiken dat al zijn collega's geloofden dat die van hem was, met uitzondering van onbeduidende documenten die ik aantrof. Toch hoop ik en ik zal mij tevens ervoor inspannen, dat je niet aan een onderzoek hiernaar wordt onderworpen. Wat de bekers betreft staat het voor mij vast dat ze van jou waren. Hoe zou je nu uiterst begerige lieden ervan kunnen overtuigen dat de bekers niet opgenomen zijn in die latere overeenkomst waarin hij verklaart dat er behalve wederzijdse genegenheid bij jullie niets meer resteert? Of dat deze bekers niet gelijk zijn aan de schuld, die jij naar hun zeggen vanwege je verblijf nog steeds hebt en die naar hun mening de prijs van de bekers overtreft? Als jij een duidelijker bewijsstuk hebt voor de betaling van je levensonderhoud, zou ik adviseren dat bij voorkeur te laten zien. Wat de wijn betreft is het mij bekend dat je die als geschenk hebt ontvangen, omdat ik vaak heb gehoord dat je alleen voor het transport veertien goudguldens hebt betaald. Maar wat te doen, als zij zeggen (zoals zij van dienaren hebben vernomen) dat de wijn zuur geworden is, hoe zal men kunnen bewijzen dat de regentGa naar voetnoot4. deze verspild heeft? Ik vond twee Brusselse stoelen,Ga naar voetnoot5. maar beide zijn verkocht voordat je brief werd bezorgd. De draagstoel waar je over schrijft, heb ik nog niet gezien, maar ik trof wel een lange tafel aan. Ach, was dit alles, waarvan wij vrienden zonder meer aannemen dat het jouw eigendom is, maar eerder bij jou dan bij hem gevonden! Ik beloof je alle medewerking in deze kwestie. Maar om te bereiken dat wij gemakkelijker aan zijn vrienden en de roddelzucht van verdorven lieden tegemoet kunnen komen, moet jij, als jij iets hebt dat voor deze kwestie van nut kan zijn, dit naar mij of liever naar Goclenius of een andere vriend sturen. Het ga je goed, prins der geleerden. Leuven, 27 maart 1523 Je zeer toegenegen Joost Vroye Aan de prins van niet alleen de theologen, maar ook van alle geleerden, Erasmus van Rotterdam, die altijd mijn achting verdient. Bazel |
|