De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 9. Brieven 1252-1355
(2011)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 78]
| |
1281 Van Juan Luis Vives
| |
[pagina 79]
| |
ontmoet. Als ik van hem iets verneem waarvan ik denk dat het in jouw belang is te weten, voeg ik het aan deze brief toe, als ik deze tenminste nog niet verstuurd heb. Als ik dat wel gedaan heb, zal ik via anderen schrijven. Vergara groet je en vertelde mij dat een Spanjaard, die nu in Rome leeft en MirandaGa naar voetnoot8. heet, over drie of vier passages van jouw aantekeningen op het Nieuwe Testament heeft geschreven. Maar hij doet dat eerder door heel bescheiden en met veel respect opmerkingen te maken dan kritiek te leveren of te berispen. Vergara zei dat het werk aan hem was opgedragen. Men zei dat er hier aan het hof mensen waren die het hadden. Als ik het werk kan bemachtigen, zal ik het Hilarius hier geven om het jou te bezorgen. Ik heb Coronel gesproken, en wel uitvoerig, zodat je mijn geluk kunt bewonderen. Eerst somde hij zijn activiteiten tegen de aanhangers van Luther op. Hij zei dat hij jouw brief,Ga naar voetnoot9. die hij me liet zien, daarom niet had kunnen beantwoorden en dat hij terug zou schrijven voordat hij uit Brugge vertrok. Hij was bang voor je oordeel en je kritiek en bovendien kon hij niet een manier vinden om je te antwoorden. Hij had een tekort aan stof en aan woorden, vooral woorden. Als hij zo denkt zoals hij tot mij sprak, en hij bezwoer me dat hij uit de grond van zijn hart sprak, beschouwt hij je als een tweede Hieronymus of Augustinus en zegt hij veel belang te hechten aan je goede naam. Hij noemt zich een bewonderaar van je werken, die hij als zeer zuiver en christelijk aanprijst, en verklaart daarvoor niet anders dan voor het evangelie van Christus te zullen strijden. Toen vroeg ik ‘Wie zijn dan die mensen, die hem als een aanhanger van Luther aanvallen?’ ‘Die zijn er niet,’ zei hij, ‘ze spreken niet meer; zij die zo oordelen, zijn dwaas.’ Dit waren de hoofdpunten van ons gesprek. Het tijdstip van de maaltijd scheidde ons. Het pamflet van Miranda hebben ze niet; ze zeggen dat het in Brussel is. Als ik kan, zal ik het elders voor je opvissen. VandaagGa naar voetnoot10. kwam een dienaar van de bisschop van Luik naar me toe, een SpanjaardGa naar voetnoot11. die vroeger bij mij in dienst is geweest. Hij vertelde mij dat de bisschop van Luik je brief aan een zekere Domenico uit Italië heeft overhandigd, iemand die Aleandro hier bij hem had achtergelaten. Ik vermoed dat hij een familielid van Aleandro is. Toen deze Domenico de brief gelezen had, zei hij tot de aanwezigen: ‘Erasmus verontschuldigt zich, hoewel niemand hem beschuldigt, en hij klaagt over Aleandro, hoewel deze steeds met respect over hem heeft gesproken en aan de paus een briefGa naar voetnoot12. heeft geschreven met | |
[pagina 80]
| |
een en al vriendelijkheid jegens hem.’ De heer van Praet vertrekt vandaag of morgen naar Engeland als permanente vertegenwoordiger. Tegen mij zei hij dat de bisschop van Luik hem jouw brief had laten zien en zich zorgen maakte, omdat je aangaf dat je de brief had geschreven terwijl je ziek was. Ook de gewone mensen aan het hof zeiden dat de kanselier je zeer gunstig gezind is. Je ziet dat deze brief uit losse delen is samengesteld. Want zodra ik wat te weten was gekomen, schreef ik het op. Maar jij hebt liever een dergelijke brief waarin je van alles op de hoogte gebracht wordt, dan een uitvoerig schrijven waarin niets dan beleefdheden staan. Toen ik gisteren Hilarius op bezoek had, kwam de Spanjaard uit het gevolg van de bisschop van Luik naar mij en vertelde, terwijl Hilarius het hoorde, dat er tegenwoordig niemand op aarde leeft op wie de bisschop van Luik meer gesteld is dan jij. Hij heeft steeds jouw werken in zijn handen, leest ze ijverig en bewondert ze en als iemand kritiek op je levert, verdedigt hij je op dezelfde manier als zijn altaar en haard. De Spanjaard vertelde dat hij vaak diners en lunches had bijgewoond, waar de bisschop, toen jouw naam ter sprake was gekomen, jouw reputatie en geleerdheid tegenover enkele Italianen zo verdedigd had, dat duidelijk bleek dat jij hem zeer dierbaar was. Je vriend Hilarius was heel druk bezig degenen die jij geschreven hadGa naar voetnoot13. om antwoord te vragen. Maar dit hof heeft de wonderlijke eigenschap zaken uit te stellen en te vertragen. Mijn Augustinus is door de komst van vrienden van het hof intussen opzij gelegd. Zodra ze zijn weggegaan, snel ik naar Leuven. Daar zal ik er zo snel mogelijk de laatste hand aan leggen. Want er ontbreken maar vijf boeken. Froben heeft er zeventien. Ik beveel Hilarius hier aan, vroeger een medeleerling van mij in Parijs.Ga naar voetnoot14. Ik denk dat hij je trouwens al van harte is aanbevolen. Het ga je goed, Brugge, 20 mei 1522 |
|