De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 8. Brieven 1122-1251
(2011)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1202 Aan Justus Jonas
| |
[pagina 221]
| |
de aandacht had van uiterst respectabele mensen, die, zoals het ware christenen betaamt, niet wilden dat de rust binnen de kerk in het gedrang kwam, want de kerk mag niet meer kerk heten als ze niet bijeengehouden wordt door saamhorigheid. Wat anders immers houdt onze godsdienst in dan vrede in de Heilige Geest? Verder had de kerk van Christus, daar ze tot op de dag van vandaag goede en ondeugdelijke vis bijeenbrengt in hetzelfde netGa naar voetnoot2. en onkruid tussen het graan voortbrengt,Ga naar voetnoot3. ook vroeger te kampen met zware zonden, zoals de oude orthodoxe schrijvers getuigen. Geregeld klagen zij over de verdorven zeden van die groepen mensen waaruit juist voorbeelden van oprechte vroomheid zouden moeten voortkomen. Hoezeer de Roomse kerk ook vroeger afdreef van haar streven naar evangelische zuiverheid, maakt alleen Hieronymus al duidelijk, die haar het Babylon uit Openbaring noemt,Ga naar voetnoot4. of de heilige Bernardus in zijn werk dat hij de titel De consideratione (Over de beschouwing) gaf.Ga naar voetnoot5. Overigens ontbrak het het ook later niet aan schrijvers van naam die vroegen om algemeen herstel van de kerkelijke tucht. Maar misschien hebben hoge kerkelijke functionarissen wel nooit zo begerig en zo openlijk geaasd op het geluk van deze wereld, dat volgens Christus' leer veracht dient te worden, als we vandaag zien. De studie van de Heilige Schrift was evenzeer in verval geraakt als het gedrag. Het boek van God werd gedwongen als dienaar op te treden van de menselijke begeerten en de lichtgelovigheid van het volk werd aangewend tot voordeel van een paar mensen. Dit ontlokte menige zucht aan mensen met een vrome geest, voor wie niets belangrijker is dan Christus' glorie. Deze situatie had tot gevolg dat Luther in het begin van alle kanten zoveel steun kreeg, als in geen eeuwen meer enige sterveling ten deel was gevallen. Ze meenden namelijk - want we geloven al gauw wat we graag willen - dat een mens was opgestaan die, vrij van alle begeerten van deze wereld, een geneesmiddel wist voor deze ernstige kwalen. Ook ik had beslist enige hoop, behalve dat ik meteen bij de eerste keer dat ik proefde van de werkjes die onder Luthers naam begonnen te verschijnen, al vreesde dat de situatie zou uitlopen op onlusten en algehele verdeeldheid onder de mensheid. Daarom waarschuwde ik per brief zowel Luther zelf als vrienden van hem van wie ik het idee had dat zij invloed op hem zouden hebben. Welk advies zij hem gaven weet ik niet, in elk geval is de kwestie zo aangepakt, dat er gevaar is dat onze kwaal door verkeerd toegepaste geneesmiddelen wordt verdubbeld. | |
[pagina 222]
| |
Ik vraag me werkelijk af, mijn beste Jonas, door wat voor godheid Luther werd gedreven op de momenten dat hij met zo'n teugelloze pen losging op de paus van Rome, op alle universiteiten, op de filosofie, op de bedelorden. En als het allemaal waar was geweest wat hij schreef - volgens hen die zijn werken beoordelen ligt dat heel anders -, wat konden we na de provocatie van zoveel mensen voor andere afloop verwachten dan we nu meemaken? Ik heb tot nu toe geen tijd gehad Luthers boeken te lezen, maar proefde er wel iets van en ving terloops wat op als anderen eruit citeerden. Het is dan misschien niet aan een middelmatig persoon als ik te beslissen over de juistheid van de opvattingen die hij naar voren bracht, maar het werd in elk geval wel duidelijk dat zijn methode en de manier waarop hij de zaak benaderde geenszins mijn goedkeuring hadden. Immers, aangezien de waarheid op zich al voor de meeste mensen iets onaangenaams heeft en het op zich al onrust geeft als er getornd wordt aan dingen die door lang gebruik gesanctioneerd zijn, was het verstandiger iets wat van nature weerstand oproept van zijn scherpe kanten te ontdoen door wellevendheid te betrachten dan iets wat al vervelend is nog vervelender te maken. Waar was het goed voor met paradoxen te schermen en bepaalde zaken zo te presenteren dat ze op het eerste gezicht nog meer ergernis wekken dan wanneer je ze dichterbij en aandachtiger bekijkt? Want bepaalde zaken kunnen ook hinderlijk zijn door wat je gezochte duisterheid zou kunnen noemen. Waar was het goed voor met zo scherpe verwijten uit te varen tegen mensen tegenover wie hij zich onverstandig gedroeg als hij hen wilde genezen, goddeloos daarentegen als hij hen tot schade van de gehele mensheid wilde provoceren? Terwijl een verstandige rentmeester de waarheid bovendien altijd zal doseren - dat wil zeggen ermee voor de dag komen wanneer de situatie erom vraagt, en niet meer dan nodig is, en voor ieder wat passend is -, gooit hij met die stortvloed aan pamfletten er in een keer alles uit, waarbij hij alles in de openbaarheid brengt en arbeiders deelgenoot maakt van zaken die gewoonlijk onder geleerden als mysteriën en geheimenissen worden behandeld. Geregeld gaat hij, meegevoerd door een soort ongetemperde onstuimigheid, over de grens van wat gerechtvaardigd is. Terwijl het bijvoorbeeld voldoende is de theologen erop te wijzen dat ze er te veel peripatetische of beter gezegd sofistische filosofie doorheen mengen, noemt hij de complete filosofie van Aristoteles de dood van de ziel. De geest van Christus uit de evangeliën wordt gekenmerkt door een bepaalde wijsheid en een bepaalde wellevendheid en zachtmoedigheid. Zo schikte Christus zelf zich naar de mentaliteit van de joden. Hij zegt andere dingen tegen de scharen mensen, die trager van begrip zijn, dan tegen de discipelen; ook tegenover hen toont Hij zich lange tijd verdraagzaam, als hij | |
[pagina 223]
| |
hen stap voor stap dichter brengt bij het begrijpen van de hemelse filosofie. Met die gedachte geeft Hij de zijnen opdracht om eerst bekering en de nabije komst van het koninkrijk Gods te prediken,Ga naar voetnoot6. maar over Christus te zwijgen. Zo is het geen beledigende, maar een vriendelijke en liefdevolle preek waarmee Petrus in de Handelingen der Apostelen zo'n grote schare bijeen krijgt als eerste opbrengst voor de kerk.Ga naar voetnoot7. Hij spreekt niet met stemverheffing tegen hen die Christus hadden gedood; hij benadrukt niet op woedende toon hun goddeloze waanzin, hoewel het waarschijnlijk was dat zich onder hen mensen bevonden die Christus de dood in hadden gejaagd. Maar, alsof hij hen wil opbeuren, zegt hij dat dit volgens Gods raad is volvoerd;Ga naar voetnoot8. daarna schuift hij zelfs de goddeloosheid van deze misdaad op de tijd waarin ze leefden, als hij zegt: ‘Laat u behouden uit dit verkeerde geslacht.’Ga naar voetnoot9. Hij kaatst de belediging niet terug toen er van hen werd gezegd dat ze te veel most hadden gehad,Ga naar voetnoot10. maar voert rustig redenen aan ter verontschuldiging: dat het de kracht van een nieuwe geest, niet van nieuwe wijn is. Hij brengt het getuigenis van JoëlGa naar voetnoot11. naar voren, waarvan hij wist dat het in hun ogen veel gewicht in de schaal zou leggen. Hij maakt nog niet kenbaar dat Christus God en mens is; dit mysterie bewaarde hij voor het goede moment. Intussen noemt hij Hem een rechtvaardig man,Ga naar voetnoot12. en maakt hij kenbaar dat Hij Heer en Messias is, en wel door God, die ook zij volgens strikte regels vereren, zodat hij de bekendheid met de Vader aanwendt om de mensen te winnen voor de Zoon.Ga naar voetnoot13. Bovendien, toen hij uitlegde dat niet over David, maar over Christus wordt gezegd wat volgens hun interpretatie over David gaat, verzachtte hij vooraf de woorden die aanstoot zouden geven door te zeggen: ‘Mannen broeders, men mag vrijuit tot u zeggen van de aartsvader David.’Ga naar voetnoot14. Zo wordt Paulus alles voor allen om allen voor Christus te winnen,Ga naar voetnoot15. en leert hij de zijnen met alle mogelijke zachtmoedigheid te onderwijzen en niemand af te stoten door barsheid van gedrag en taal, maar met zachtmoedigheid zelfs lastige en barse mensen te vermurwen. Hoe vriendelijk predikt | |
[pagina 224]
| |
hij Christus voor de Atheners,Ga naar voetnoot16. waarbij hij hun ondeugden op de tijd waarin ze leven schuift! Hij zegt: ‘God, die voorbijziet aan de tijden der onwetendheid’.Ga naar voetnoot17. Henzelf begroet hij op correcte en prettige wijze met ‘Mannen van Athene’.Ga naar voetnoot18. Hij valt niet met harde woorden de zondige aanbidding van godheden aan, maar hij beticht hen op beschaafde toon van bijgeloof, omdat ze er meer vereerden dan nodig was. Het opschrift van een altaar dat hij toevallig had gezien, gebruikt hij als bewijs van hun geloof, zelfs door enkele woorden te wijzigen en weg te laten.Ga naar voetnoot19. Ook noemt hij Christus niet anders dan de man, die God had aangewezen als degene door wie Hij het gehele menselijke geslacht zou redden.Ga naar voetnoot20. Hij voerde evenmin de getuigenissen van de profeten aan, die in hun ogen van weinig betekenis zouden zijn, maar discussieert met hen met gebruikmaking van een getuigenis van Aratus.Ga naar voetnoot21. Hoe welgemanierd bepleit hij zijn zaak tegenover Festus en Agrippa!Ga naar voetnoot22. Zo weerlegt Augustinus de uitzinnige donatisten en de meer dan dwaze manicheeërs: hij gaat minder tekeer dan de zaak verdient en mengt er overal de zoetheid van de naastenliefde bij, dorstend naar hun redding, niet naar hun ondergang. Deze zachtmoedige manier van onderrichten, deze verstandige manier om het Woord van God te doseren, veroverde de wereld en bracht haar, wat geen wapens, geen filosofische scherpzinnigheid, geen welsprekendheid van retoren, geen menselijke kracht of handigheid was gelukt, onder het juk van Christus. Des te meer behoren wij, als we van nut willen zijn, ons te onthouden van elke vorm van beschimping, vooral als degenen op wie we onze pijlen richten, als gezaghebbers boven de rest uitsteken. Paulus wil dat magistraten eer bewezen wordt, zelfs als het heidenen zijn;Ga naar voetnoot23. en neemt zijn woorden terug toen hij een mozaïsche en duidelijk schurkachtige hogepriester had uitgescholden.Ga naar voetnoot24. Hij wil dat slaven die in de godsdienst van Christus zijn ingewijd nog stipter hun heidense meesters gehoorza- | |
[pagina 225]
| |
men dan ze daarvoor hadden gedaan,Ga naar voetnoot25. hij wil dat echtgenotes na de belijdenis van hun geloof in Christus nog volgzamer zijn tegenover hun ongelovige echtgenoten,Ga naar voetnoot26. alleen hierom, dat ze met hun voorkomendheid iedereen ertoe zouden verleiden de evangelische leer lief te hebben. Iemand met een vroom gemoed wil hoe dan ook niets anders dan de mensen tot voordeel zijn, óf door te zwijgen als er geen enkele hoop op resultaat is, óf door de waarheid op zo'n manier te presenteren en te doseren, dat hij niet in plaats van te genezen de ziekte verergert. BrutusGa naar voetnoot27. toont zich verontwaardigd over Cicero, omdat hij met zijn redevoeringen en geschriften mensen prikkelde die hij, als ze eenmaal kwaad waren, niet in bedwang kon houden. PlatoGa naar voetnoot28. vond dat bedrog en valse schijn een filosoof die de staat regeert niet misstonden, als hij de trucs maar gebruikte ten behoeve van het volk. Een christen dient zich inderdaad ver te houden van iedere vorm van bedrog; maar toch gebeurt het wel eens dat de waarheid terecht verzwegen wordt, en altijd is het van groot belang op welk moment, tegenover wie en op welke manier ze naar voren wordt gebracht. Betrouwbare artsen gaan niet meteen over tot de uiterste middelen. Eerst maken ze het zieke lichaam daartoe gereed met lichtere medicijnen; ook regelen ze de dosis zo, dat ze genezen en niet de patiënt doen bezwijken. Ook luister ik niet naar lieden die beweren dat de ziekte van deze tijd te erg is om met lichte remedies genezen te kunnen worden. Volgens het Griekse spreekwoordGa naar voetnoot29. is het beter het kwaad te laten zoals het is dan het met verkeerde remedies aan te wakkeren. Ik ontken niet dat God zijn kudde soms op het rechte pad brengt door oorlogen, epidemieën, rampspoed; toch mogen vrome mensen geen oorlog beginnen of op de manier van goddelozen rampspoed brengen over anderen, als God wel eens het kwaad van anderen aanwendt ten behoeve van de zijnen. Het kruis van Christus redde de wereld, en toch vervloeken we hen die Hem kruisigden. De dood van de martelaren verschafte de kerk van God luister en maakte haar tegelijk sterker; toch veroordelen we de goddeloosheid van hen door wie ons dit voordeel te beurt viel. Velen zouden minder slecht zijn, als ze van hun rijkdom werden beroofd. Toch mag een rechtschapene niemand van zijn bezittingen beroven om hem tot een beter mens te maken. Omdat iedere vernieuwing onrust met zich meebrengt, zelfs als iemand zorgt voor verbetering, behoorde bovendien al wat afweek van het gebruikelijke in die vorm te worden gepresenteerd, dat de afwijking zo klein moge- | |
[pagina 226]
| |
lijk leek. Maar ze zeggen dat Luther af en toe, hoewel hij hetzelfde verkondigt als anderen, juist door de formulering, zo lijkt het, probeert ogenschijnlijk iets heel verschillends naar voren te brengen. Aangezien verder mensen geneigd zijn te doen wat slecht is, moest de remedie tegen hun ondeugden zodanig zijn, dat anderen geen aanleiding werd gegeven om ongeremder te zondigen. Paulus predikt de evangelische vrijheid tegenover de verderfelijke slavernij van de wet, maar hij voegt wel toe: ‘gebruikt echter die vrijheid niet als een aanleiding voor het vlees’.Ga naar voetnoot30. Hij ontraadt hun de zielloze werken van de wet,Ga naar voetnoot31. maar wel zo dat hij voortdurend aanspoort tot de werken van de liefde. Misschien waren er mensen die zonder enige bijbedoeling wilden dat de orden en de hoge kerkelijke functionarissen de goede richting werd gewezen. Maar wellicht zijn er lieden die nu hun kans schoon zien en azen op de rijkdom van de geestelijkheid; niets is volgens mij zo misdadig en funest voor een vredige samenleving als dat. Want als ze menen dat het geoorloofd is af te stormen op de bezittingen van priesters, omdat sommigen ze misbruiken voor luxe dingen of anderszins voor weinig eervolle zaken, zal ook voor heel wat burgers en hooggeplaatsten de beschikking over hun eigendommen geen vanzelfsprekendheid zijn. Dat is nog eens de mensheid vooruithelpen: priesters op gewetenloze wijze van hun bezit beroven, zodat soldaten er erger misbruik van kunnen maken; zij verspillen hun eigen bezittingen en soms ook die van anderen op zo'n manier, dat geen mens er iets aan heeft. Ik luister zelfs niet, mijn beste Jonas, naar hen die beweren dat Luther, geprovoceerd als hij was door de brutaliteit van zijn tegenstanders, onmogelijk de christelijke gematigdheid in acht had kunnen nemen. Hoe de anderen zich ook gedroegen, wie zo'n rol op zich nam, behoorde zichzelf met voorbijgaan van al het andere gelijk te blijven. Daarnaast had hij de afloop in het oog moeten houden voordat hij naar die bron afdaalde, om te voorkomen dat hem hetzelfde overkwam als de geitenbok uit de fabel.Ga naar voetnoot32. Ook waar het om vroomheid gaat is het dwaas aan iets te beginnen wat je niet ten uitvoer kunt brengen; vooral als een weinig geslaagde poging in plaats van het beoogde voordeel het ergst denkbare verlies oplevert. We zien dat het zover gekomen is, dat ik werkelijk geen goede afloop voorzie, tenzij Christus met | |
[pagina 227]
| |
zijn kundigheid de onbezonnenheid van bepaalde lieden een wending weet te geven in het voordeel van de samenleving. Sommigen voeren als verontschuldiging aan dat het onder druk van anderen was dat hij eerst te fel van leer is getrokken en vervolgens zich niet heeft willen overgeven aan het oordeel van de zeer genadige paus Leo en de rechtschapenheid van keizer Karel, verreweg de beste en zachtmoedigste vorst die er is. Maar waarom wilde hij liever naar hen luisteren dan naar andere vrienden, geleerde en ervaren mensen, die hem opriepen een andere richting te kiezen? En dan, zeg me eens: met wat voor afweermiddelen probeerde het merendeel van zijn aanhangers hem te verdedigen? Met belachelijke pamfletten en loze dreigementen. Alsof dat soort onbenulligheden tegenstanders bang maakt of een reden tot vreugde is voor weldenkende mensen, aan wier oordeel de hele zaak aangepast had moeten worden, als ze hadden gewild dat hun toneelstuk aan het eind een wending ten goede zou nemen. Nu evenwel maakte de hele stroom onheil die uit dit onbesuisde gedrag voortvloeide, de studie van de literatuur en een grote groep respectabele mannen niet weinig gehaat. Zij waren aanvankelijk niet afkerig van Luther, ofwel omdat ze hoopten dat hij anders met de zaak zou omgaan, ofwel omdat ze gemeenschappelijke vijanden bleken te hebben. Door een of ander toeval was het namelijk zo dat degenen die in het begin Luther last bezorgden, vijanden waren van de literatuur; daarom waren de beoefenaren daarvan minder afkerig van Luther, om niet door steun aan de tegenpartij de troepen van de vijand tegen zichzelf te versterken. Desalniettemin behoorde men ongeacht de situatie eerst aan de godsdienst te denken en dan aan de studie. Ook hier, mijn beste Jonas, zocht ik enkele malen vergeefs naar een blijk van een evangelisch gemoed, omdat ik merkte dat Luther, maar meer nog zijn aanhangers, met een zekere listigheid probeerden anderen te betrekken bij hun gehate en riskante onderneming. Wat voor zin had het immers Reuchlin, die tot dan toe al genoeg te verduren had, nog erger gehaat te maken? Waarom was het nodig mijn naam zo vaak een vervelende klank te geven, terwijl de feitelijke situatie daar geenszins om vroeg? Ik had Luther raad gegeven in een persoonlijke, verzegelde brief; meteen werd hij in Leipzig gedrukt.Ga naar voetnoot33. Ik had de kardinaal van Mainz in een verzegelde brief de raad gegeven om Luther, wiens zaak tot dan toe in de ogen van toch heel wat weldenkende mensen bijval verdiende, niet zo maar uit te leveren aan de willekeur van bepaalde lieden.Ga naar voetnoot34. Nog voordat hij was overhandigd werd hij in druk verspreid. In een brief aan mijGa naar voetnoot35. klaagt Willibald dat enkele gedrukte | |
[pagina 228]
| |
brieven in omloop zijn die niemand hem ooit heeft overhandigd. Daarin sporen ze hem aan om te volharden in wat hij begonnen was, namelijk om hem op die manier, of hij nu wil of niet, in te lijven bij hun partij. Uit mijn boeken, die ik schreef voordat ik kon dromen dat Luther ten tonele zou verschijnen, plukten ze een paar beladen passages en publiceerden die in Duitse vertaling, zodat ze verwant zouden lijken met bepaalde leerstellingen van Luther. En zij die dit doen willen vrienden lijken, terwijl een doodsvijand niets gemeners zou kunnen doen. Mijn fanatiekste tegenstanders waren niet zo geraffineerd. Zij hebben mijn vijanden dit wapen aangereikt, zodat die nu tijdens openbare preken verkondigen welke overeenkomsten er tussen mij en Luther zijn. Alsof de waarheid niet aan weerszijden de leugen naast zich heeft, als je de grens passeert. Ik raad misschien ergens aan om niet zomaar geloften af te leggen en ben niet enthousiast over lieden die vrouw en kinderen, over wier leven en zedigheid ze horen te waken, thuis achterlaten en naar Santiago de Compostella of Jeruzalem rennen, waar ze niets te zoeken hebben. Ik waarschuw jonge mensen dat ze zich niet moeten laten verleiden tot de kluisters van de godsdienst voordat ze zichzelf kennen en weten wat godsdienst inhoudt. Luther veroordeelt, naar men zegt, elke gelofte. Ergens anders klaag ik erover dat de druk van de biecht vergroot is door de valstrikken van bepaalde lieden. Naar men zegt, houdt Luther de mensen voor dat de hele biecht verworpen moet worden als iets verderfelijks. Weer ergens anders gaf ik aan dat je eerst de beste schrijvers moet lezen, met daarbij de opmerking dat de boeken van Dionysius niet zoveel profijt opleveren als de titels lijken te beloven. Ik hoor dat Luther de man een dwaas noemt, die überhaupt niet het lezen waard is. Werkelijk een fraai soort overeenkomst, als wat ik bij gelegenheid naar waarheid en op een beheerste manier zeg, wordt vervormd door een ander, die over de omheining springt.Ga naar voetnoot36. Men past onuitvoerbare regels op mij toe, als ik voor elkaar moet krijgen dat ook in de toekomst niemand mijn werken zal misbruiken. Dat is zelfs de apostel Paulus niet gelukt, als we zijn ambtgenoot Petrus mogen geloven.Ga naar voetnoot37. Ik moet trouwens eerlijk bekennen dat ik, als ik vooraf geweten had dat er zulke tijden zouden aanbreken, niet geschreven zou hebben wat ik heb geschreven, of het anders geschreven zou hebben. Ik wil immers op zo'n manier iedereen van nut zijn, dat ik, indien mogelijk, niemand kwets. Er worden pamfletten verspreid van samenzweerders, waarin ook Erasmus wordt afgebeeld. Maar er is geen woord waar ik zo'n grote hekel aan heb als samenzwering, of schisma, of partij. Dit hele toneelstuk, van welk gehalte ook, werd in gang gezet in weerwil | |
[pagina 229]
| |
van mijn advies; zeker tegen de aanpak had ik voortdurend bezwaar. Mijn werken dienden nooit enige partij behalve die van Christus, waar we allemaal toe behoren. Wat ik met mijn talent, wat ik met mijn werk vermag, weet ik niet; het was in elk geval mijn streven en het is ook nu mijn wens dat ik mij nuttig maak, niet alleen voor de Duitsers, maar ook voor Fransen, Spanjaarden, Britten, Bohemers, Russen en zelfs Turken en Saracenen, als ik dat zou kunnen. Er is daarom geen sprake van dat ik me ooit wilde inlaten met een partij die zoveel gevaren in zich heeft. Intussen mis ik bij hen die met dit soort listen iemand naar hun kamp denken te lokken, ook nog eens iedere realiteitszin. Op welke manier zouden ze, als ze een verstandig man van zich wilden vervreemden, dat beter kunnen doen? Ze laten echter duidelijk genoeg zien dat het, zoals dat heet, hulp van vijgenhout is,Ga naar voetnoot38. wanneer ze bij zo'n riskante onderneming vertrouwen op dergelijke middelen. Ook ben ik doodsbang dat deze kwestie ons Duitse vaderland een geweldig slechte naam bezorgt bij andere landen, zoals het gros van de mensen de gewoonte heeft de dwaasheid van een enkeling het hele land aan te rekenen. Wat is er met al die agressieve pamfletten, al die gebakken lucht, al die vreselijke dreigementen en hoogdravende woorden bereikt behalve dat, wat voorheen op de universiteiten werd besproken als een prijzenswaardige zienswijze, voortaan een geloofsartikel is, en het nu zelfs amper veilig is het evangelie te verkondigen, aangezien de emoties zo hoog opgelopen zijn dat iedere gelegenheid tot laster wordt aangegrepen? Luther kon Christus' kudde van groot nut zijn door haar te onderrichten in de filosofie van het evangelie, hij kon de mensheid van nut zijn met het uitgeven van boeken, als hij zich onthouden had van dingen die onvermijdelijk op onrust zouden uitlopen. Ook mijn pennenvruchten heeft hij een groot deel van het beoogde nut ontnomen. Zelfs de disputaties aan de universiteiten zijn niet vrij meer, terwijl men daar altijd de volle vrijheid had. Als iemand dan haatgevoelens mag koesteren wegens persoonlijke grieven: niemand hebben Luthers aanhangers meer schade berokkend dan mij. En toch is het mijn wens dat dit rampzalige conflict bijgelegd wordt zonder dat hem iets overkomt, en op zo'n manier wordt bijgelegd dat het niet naderhand tot een nog gevaarlijker uitbarsting komt, zoals bij onvoldoende genezen zweren gebeurt. Je zult tegen me zeggen, mijn allerdierbaarste Jonas: ‘Wat voor zin heeft het dat je deze klacht voor mij in elkaar zet, nu het al te laat is?’ In de eerste plaats hierom, dat men, hoewel de zaak uit de hand gelopen is, toch waakzaam blijft en kijkt of zich een mogelijkheid voordoet om al deze ophef te sussen. We hebben een paus die van nature zeer genadig is, we hebben een | |
[pagina 230]
| |
keizer die begiftigd is met een zachtmoedig en verzoeningsgezind karakter. Als er geen mogelijkheid is, wil ik niet dat jij je met deze zaak inlaat. Ik heb altijd de bijzondere gaven van Christus in jou liefgehad; des te meer wil ik dat je behouden blijft voor de zaak van het evangelie. Hoe meer ik de begaafdheid van Hutten bewonder, des te meer betreur ik het dat hij door al deze ophef niet meer bij ons hoort. Wie zou zich niet wanhopig voelen als Philippus Melanchthon, een jongeman voorzien van zo uitnemende gaven, als gevolg van deze storm niet kan beantwoorden aan de algemeen geuite verwachtingen van de geleerden? Als zij die met hun beslissingen de menselijke aangelegenheden sturen in bepaalde opzichten aanstoot geven, meen ik dat zij aan hun eigen heer overgelaten moeten worden.Ga naar voetnoot39. Als het rechtvaardig is wat ze voorschrijven, is het redelijk dat we gehoorzamen; als het onrechtvaardig is, getuigt het van vroomheid als we ons lijdzaam tonen, om erger te voorkomen. Als deze generatie de gehele ChristusGa naar voetnoot40. niet duldt, is het toch belangrijk Hem te verkondigen voor zover het mogelijk is. Ik zou willen, mijn beste Jonas, dat je wat ik nu met jou bespreek, ook met Philippus bespreekt, en, als ze er zijn, met anderen zoals hij. Ik vind bovenal dat een conflict, een groot gevaar in de ogen van ieder weldenkend mens, vermeden moet worden. We moeten ons met een soort vrome listigheid schikken naar het moment,Ga naar voetnoot41. op zo'n manier dat toch niet de schat van de evangelische waarheid verraden wordt, aan de hand waarvan het aangetaste normbesef hersteld kan worden. Misschien zal iemand vragen of mijn houding tegenover Luther soms anders is dan vroeger. Nee, mijn houding is niet veranderd. Het is altijd mijn wens geweest dat hij bepaalde dingen die mij niet aanstonden zou wijzigen en louter de filosofie van het evangelie uiteen zou zetten, waarvan - hoe droevig! - het gedrag van deze generatie al te ver verwijderd is geraakt. Ik heb altijd liever gewild dat hij werd terechtgewezen dan uitgeschakeld. Ik wilde dat hij op zo'n manier de belangen van Christus behartigde, dat het door de hoogste kerkelijke functionarissen werd goedgekeurd, of in elk geval niet afgekeurd. Ik wilde dat Luther zulke bewonderaars had, dat je openlijk en zonder risico een bewonderaar van hem kon zijn. Mijn houding tegenover de kakelaars die mij aanvallen is niet anders dan tegenover hem. Als hun verkondiging van Christus van evenveel vroomheid zal getuigen als hun tirades tegen mij van goddeloosheid blijk gaven, zal ik vergeten wat ze met mij gedaan hebben en met vreugde hun | |
[pagina 231]
| |
liefde voor Christus begroeten. Ik zal zwetsers niet haten als ze herauten van Christus worden. Het ga je goed. Leuven, 10 mei 1521 |
|