De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 6. Brieven 842-992
(2010)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd990 Aan John Claymond
| |
[pagina 332]
| |
literatuur en de oude schrijvers. Want hoe had hij zich verdienstelijker kunnen maken voor de mensheid, met welk gedenkteken had hij beter zijn naam onsterfelijk kunnen maken? Dat is pas een steunpilaar van de kerk, dat is pas handelen als een bisschop! Meer nog verheug ik me dat de eerwaarde heer Thomas,Ga naar voetnoot2. kardinaal van York, de eerwaarde kardinaal Campeggi en, om een al te lange opsomming te vermijden, Hendrik viii zelf, een vorst die iedere tijdgenoot achter zich laat als het gaat om werkelijk koninklijke gaven, van ganser harte deze onderneming steunen. Hun gezag doet makkelijk elk boosaardig protest verstommen, evenzo verschaft hun vrijgevigheid ruimschoots de middelen waarmee de werklust van docenten wordt opgewekt en die nodig zijn om in alle rust te kunnen studeren. Verschillende gebieden ontlenen hun faam aan een alom bekend gedenkteken. Rhodos is beroemd om de reusachtige Colossus, Carië om het graf van Mausolus, Memphis om de piramiden, Cnidus om de gebeeldhouwde Venus, Thebe om de magische Memnon.Ga naar voetnoot3. Ik voorvoel dat ooit in de toekomst dit college, als een heilige tempel gewijd aan de hoogste literatuur, over de hele wereld beschouwd zal worden als een van de voornaamste sieraden van Engeland; en ook dat het aantal mensen dat naar Oxford wil om die drietalige bibliotheek te zien, waar niets van goede auteurs ontbreekt, waar niets van slechte auteurs mag blijven, groter zal zijn dan Rome, met zoveel bezienswaardigheden, ooit naar zich toe wist te lokken. Ja, ook dit was voor mij een bewijs van het heldere inzicht van de uitnemende bisschop, dat hij van iedereen juist jou koos, iemand wiens rechtschapenheid geenszins nieuw, maar al lang bekend en beproefd is, als leider van het nieuwe college. In de eerste plaats ben jij in staat onderwijs te geven in die literatuur, en wel op een uitstekende manier; vervolgens kun jij alleen al als bewijs gelden dat de hoogste literatuur volkomen verenigbaar is met de beste zeden. De slechtheid van een klein aantal zorgt ervoor dat zij die weinig welwillend tegenover de literatuur staan, beweren dat dit soort studie tot verdorvenheid leidt en de mensen afhoudt van de christelijke vroomheid. Verder zijn er bij ons, vooral in Duitsland, enkele nog jeugdige personen, op wier levenswandel niets is aan te merken, maar die de hogere literatuur verdedigen op een manier waarbij ze met grote vrijpostigheid als een stel viswijven te keer gaan tegen de vijanden ervan. Ik zal niet ontkennen dat hun leeftijd om toegeeijkheid vraagt, ja, ook de volksaard, vooral wanneer ze met zo bittere blijken van haat worden geprovoceerd, dat het niet bijtend genoeg kan zijn wat ze hun tegenstanders toe- | |
[pagina 333]
| |
voegen. Toch zal jouw rustige waardigheid en beschaafde zachtmoedigheid naar mijn mening veel meer gewicht in de schaal leggen. Daarmee zul je zelfs hen die ooit protesteerden, die voor de vijand vochten, overhalen naar jouw kamp; van de gevaarlijkste vijanden zullen ze de trouwste soldaten worden die pal staan voor de zaak. Iemand die door zijn gematigdheid zorgt dat iedereen gunstig over de literatuur denkt, bereikt meer dan iemand die voortdurend ruzie maakt met de hardnekkige aanklagers ervan. Welke soort belediging heb ik niet ondergaan van de kant van die liefhebbers van barbarij? Wat een opschudding hebben ze veroorzaakt! Wat een commotie hebben ze teweeggebracht! Wat een hinderlagen hebben ze gelegd! Het ontbrak mij waarachtig evenmin aan klauwen of tanden of pijlen, als ik die had willen gebruiken; ook weet ik vrij goed op welke manier dergelijke monsters aangepakt moeten worden. Maar ik was van oordeel dat het niet alleen Christus welgevalliger was, maar ook beter voor het bevorderen van de juistere soort studie, het protest met redelijkheid tot bedaren te brengen, of in elk geval uit de weg te gaan, totdat het kortzichtig fanatisme bij hen met het voortschrijden van de tijd afzwakt of zijzelf hun verstand terugkrijgen. Tot nu toe heb ik geen spijt van dit besluit. Ik zou het niet gewaagd hebben, zeer geleerde Claymond, je met mijn brief te storen, als Cuthbert Tunstall, Thomas More en Richard Pace zich niet in hun brieven met grote eenstemmigheid zo lovend hadden uitgelaten over je bereidheid om anderen van dienst te zijn en je minzaamheid, die gelijke pas houdt met je integriteit. Vertrouwend op deze zegslieden deinsde ik er niet voor terug het handschrift te gebruiken waarmee ik gewoonlijk de snelheid van mijn gedachten probeer bij te houden. Het ga je goed. Leuven, 27 juni 1519 |
|