De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 6. Brieven 842-992
(2010)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd988 Van Albrecht van Brandenburg
| |
[pagina 330]
| |
iemand te kiezen die keizer zal zijn over de hele wereld. Dat verhindert ons evenwel niet voortdurend en met genoegen aan je te denken. Het is dan ook onmogelijk dat ik te maken krijg met iets zo neteligs dat het me zou storen bij het lezen van jouw geleerde brieven, hoe vaak en waar die me ook worden overhandigd. Ik vraag je met klem ons geregeld op deze manier te storen. Wees er dan nu van overtuigd dat wij juichen van vreugde iedere keer dat we ook maar enige brief van je ontvangen. Hoewel dit in het bijzonder voor jou geldt, scheppen we toch niet weinig genoegen in de kennismaking met geleerden, langs welke weg dan ook. Daarom is Richard Pace, de gezant van de onoverwinnelijke koning van Engeland, ons dierbaar en ontvangen wij hem graag. Onze aandacht was op hem gevestigd allereerst door zijn eigen deugdzaamheid - waarvan we al eerder op de hoogte waren, omdat we daarover namelijk al vaak lovende woorden van geleerde mannen hadden gehoord -, vervolgens door brieven van de koning en van de kardinaal van YorkGa naar voetnoot1. en ten slotte door jouw getuigenis. Houd vast aan dat bewonderenswaardige streven van je en ga door met het verrijken van de gewijde literatuur en de heilige theologie. Zo zal het immers gebeuren dat een land, barbaars als geen ander, ophoudt barbaars te zijn. We wensen je daarbij alle mogelijke voorspoed en van harte succes, en we beloven je daarbij onze hulp en medewerking. We zijn onze vriend Hutten graag genegen, alleen al hierom omdat we horen dat hij bij jou hoog aangeschreven staat. Wat betreft de opdracht van het boekje aan ons, er is geen enkele reden dat je je ongerust maakt; we vonden het niet erg dat het door een ander van een opdracht aan anderen is voorzien, omdat jij al eerder besloten had dat het voor ons bestemd was. We zullen direct op onze beurt ons geschenk sturen. Het ga je intussen goed. Uit de keizerlijke stad Frankfurt, de dertiende juni, 1519 |
|