De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 6. Brieven 842-992
(2010)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd986 Van Ulrich von Hutten
| |
[pagina 326]
| |
meegeeft. Maar over de man die je hierheen stuurde met het boek dat voor de vorst bestemd was,Ga naar voetnoot2. hoef je je volstrekt geen zorgen te maken; hij heeft alles overhandigd. Met niet minder ijver heb ik vervolgens je zaak geregeld. De vorst was zeer belangstellend. Je geschenk had mijn aanprijzing helemaal niet nodig, het was sieraad genoeg voor zichzelf. Zodra hij het snel doorgebladerd had, zei hij: ‘Kijk, dat is echt een onderwerp voor Erasmus! Dat hij nog vele jaren mag leven voor ons allen, om nog vele jaren zulk werk te doen!’ en hij wenste je alle mogelijke geluk. Hij is vervuld van hoge verwachtingen omtrent jouw persoon, aangezien hij begrijpt hoezeer je licht brengt in de duisternis van de studie en hoeveel je doet voor hen die zich op de studie toeleggen. Later arriveerde Stromer, want hij was in Saksen getrouwd en niet meteen met het hof meegekomen. Hoewel hij ook verder alles van jou meer bewondert dan iemand voor mogelijk houdt, is hij over dit boek wel het meest verrukt. Van Gregor Kopp, de andere lijfarts van de vorst, heb je helemaal een Erasmusaanhanger gemaakt; hij heeft voortdurend je werken in handen en leest ze met een gretigheid als bijna geen ander. Heel wat mensen zijn hierom boos op jou: je maakt, zeggen ze, van artsen theologen. Nu ben je ook al een plaag voor de juristen, omdat sommigen door jou BartoloGa naar voetnoot3. de rug toekeren; ze brengen hun tijd nu met jouw boeken door en laten de rechtbank voor wat ze is. Omdat je het enthousiasme van de schijntheologen een even gevoelige slag hebt toegebracht, vind je het nog steeds vreemd dat ze je haten? Dat nu doen ze alsof het hun privilege is, zou je kunnen zeggen; want zelden bewijzen ze iemand een weldaad. Een maand lang deed hier het gerucht de ronde - en ik denk dat het ook jullie bereikte - dat ik in de oorlog was gesneuveld. Voor hen natuurlijk een reden om te juichen en te triomferen. Als me iets was overkomen, zouden ze beslist gezegd hebben dat Christus hun gebeden heeft verhoord; want ik weet nu dat ze ons weinig goeds toewensen. Ik las de dialoog van Latomus, waar ik erg om moest lachen. Je hoeft echt niet te denken dat het verloren tijd was die je aan het schrijven van de apologie besteedde; want voor ons gold het als een flinke winst. Verder schrijf je over Ferdinand; het doet me enorm genoegen dat de jongeman interesse heeft voor onze soort studie. Het gaf me moed en ik hoop dat het mag gebeuren dat de groten op aarde zich bij ons zullen voegen in de strijd tegen de barbarij. Kardinaal Albrecht steunt ons met grote vastberadenheid, hij betoont zich nog steeds vrijgevig tegenover mij en is vervuld van een groot verlangen naar jou. Je doet hem onrecht door je niet te laten | |
[pagina 327]
| |
zien; kennelijk geloof je me niet al die keren dat ik luidkeels roep over de vrijgevigheid jegens jou waartoe hij bereid is. Hij heeft aan mij het geschenk toevertrouwd waarmee hij op zijn beurt jou wil vereren. Het is een bokaal van verguld zilver; behalve dat hij een enorm gewicht heeft, is hij bovendien kunstig gemaakt. Je zult het beslist een geschenk vinden dat de vorst waardig is. Hijzelf zou overigens kunnen zeggen dat hij dit geschenk geeft terwijl je hem ontvlucht - hij zal je veel rijkere geschenken geven als je ooit naar hem toekomt; en hij noemt het een vriendschapsbeker. Ikzelf twijfel waar ik hem naartoe moet sturen, want ze zeggen dat je naar Engeland vertrekt. Schrijf me in de eerste plaats wat je wilt dat er met de bokaal gebeurt, verder wat je plannen zijn. De oorlogGa naar voetnoot4. is goed afgelopen. We hebben Duitsland bevrijd van een groot gevaar, van een bedreiging voor de staat. Wat zouden we ons druk maken dat die manGa naar voetnoot5. nog leeft? Omdat we hem alles hebben afgenomen, moet zijn leven miserabel zijn. Je zult nog wel eens de hele geschiedenis lezen. In StuttgartGa naar voetnoot6. ontmoette ik Reuchlin, die in grote angst verkeerde. De goede vader vreesde de razernij van de soldaten. Maar ik had ervoor gezorgd, via commandant Franz,Ga naar voetnoot7. die met de aanvoerders is gaan praten, dat, in geval Stuttgart met geweld ingenomen moest worden, het leger de verordening zou krijgen dat niemand het huis van Reuchlin schade mocht toebrengen. Je weet niet hoezeer hij dit opvatte als een grote en bijzondere weldaad, terwijl ik me bewust was van mijn taak erop toe te zien dat de zeer geleerde en voortreffelijke man niets te verduren zou krijgen wat hem onwaardig was. Vooral hierbij toonde Franz zijn grootheid, een man zoals Duitsland lange tijd niet gezien heeft, iemand die het verdient dat ook jij hem in je werken onder de aandacht van toekomstige generaties brengt. Ikzelf heb hoop dat dit land zich dankzij deze man grote roem zal verwerven. Er is niets wat we bewonderenswaardigs vinden bij de ouden, of hij volgt met grote ijver hun voorbeeld. Hij is besluitvaardig, weet zich goed uit te drukken, heeft een energieke aanpak en een werklust zoals je verwacht van een hooggeplaatst leider. Wat hij zegt, wat hij doet, is nooit kleingeestig; en nu is hij misschien met het allermooiste bezig. Dat de grote en almachtige God de dappere man mag steunen bij wat hij onderneemt! In mijn aanwezigheid richtte hij zich op vertrouwelijke toon tot Reuchlin, die ons bij de begroeting de gesel Gods noemde. Franz beloofde ons alle hulp die hij kan bieden. Moet ik nog meer zeggen? Je be- | |
[pagina 328]
| |
grijpt wat een steun hij voor ons kan betekenen; hij zal vooral niet dulden dat Reuchlin wordt aangepakt. Laat dit ons groot vertrouwen geven. Het ga je goed, en schrijf me zo snel mogelijk uitgebreid over wat er in het land gebeurt; want waarom werp je me je korte briefjes toe? Nogmaals, het ga je goed. Mainz, 5 juni |
|