908 Aan Thomas More
[Leuven], 1 januari [1519]
Erasmus van Rotterdam groet zijn vriend Thomas More
Werkelijk, geen kans laten die lasteraars van mij onbenut, geen steen laten ze op de andereGa naar voetnoot1. om Erasmus schade toe te brengen. Ze hadden in Keulen een paar mensen ervan weten te overtuigen dat dat godslasterlijke boekje,Ga naar voetnoot2. goed voor het vuur, door mij geschreven was; ze zouden nog meer mensen hebben overtuigd als ik niet ter plaatse deze schaamteloze aantijging had weten te onderdrukken. Voor het geval deze verdenking ook bij jullie de kop opstak - aangezien het bij dit soort zaken meestal zo is dat een vermoeden in ruime kring de ronde doet -, stuur ik je een afschrift van mijn brief aan Paolo Bombace;Ga naar voetnoot3. want het kost te veel tijd hetzelfde aan verschillende personen te schrijven. Die lasteraars schamen zich nergens voor en op een of andere manier gelooft het volk het liefst wat absoluut nietwaar is. Enige tijd geleden had ik het plan de paus voorzichtig de raad te geven paal en perk te stellen aan dit soort vrijpostigheid, die zich van dag tot dag meer en meer verbreidt; maar er deed zich nog geen geschikte gelegenheid voor. Ik heb in elk geval de gezant Antonio Pucci hierover gesproken toen hij in Bazel was, en hij nam het op zich ervoor te zorgen; want ook hij meende dat het een kwestie was waaraan niet voorbijgegaan mocht worden.
Wanneer jij twaalf angelotten stuurt in plaats van negen, begrijp ik niet wat je winst is. Ik voorzie dat de voorspoedige wind waarmee de fortuin blaast, je bij ons weg zal halen; maar daar kan ik me wel bij neerleggen, omdat jij intussen gelukkig bent, wat ons lot ook moge zijn. Het is een oude gewoonte vrienden die aan de beterende hand zijn een aardigheidje te sturen; maar jullie daar sturen me zelfs geen brief, terwijl ik na zoveel ziekten weer een beetje ben opgeleefd.
Het zou te veel tijd kosten over de mooi verpakte streken van bepaalde theologen te schrijven. Een deel van het verhaal kun je lezen in mijn brief aan de bisschop van Rochester, want ik stuur je een afschrift daarvan. Het ga je goed.
1 januari. [Bazel, 1515]