van Erasmus' boeken te zijn. De man, die de dag van zijn leven heeft, troont Erasmus mee naar zijn huis. Ondertussen worden de schippers ongeduldig, maar enkele kannen wijn doen wonderen. Een tolbeambte leest boeken, terwijl priesters en monniken alleen maar aan eten denken, schrijft Erasmus enkele weken later vanuit Leuven (brief 879).
Zoals het reisverslag tot in detail vertelt, werd Erasmus onderweg wederom ziek. Bij aankomst in Leuven gaat hij niet naar zijn kamer, om geruchten over de pest te voorkomen die het college zouden kunnen schaden. Hij vindt tijdelijk onderdak bij Dirk Martens, de Leuvense drukker over wie Maarten van Dorp in brief 852 schrijft dat hij aan tafel flink dronk en, meer schreeuwend dan pratend, alle talen door elkaar sprak, zodat je zou denken ‘dat in hem iemand met apostolische gaven was herboren; hij zou zelfs Hieronymus, hoe veeltalig ook, zo niet in goede stijl, dan toch in aantal talen durven uitdagen.’ Het is deze man die Erasmus in zijn huis liet verplegen terwijl sommige artsen meenden dat de patiënt aan de pest leed.
Bij Martens verscheen begin 1519 de parafrase op Paulus' brieven aan de Corinthiërs. Eind 1517 had al een parafrase op de brief aan de Romeinen het licht gezien, met een opdracht aan Domenico Grimani. Dit keer droeg Erasmus zijn werk op aan de bisschop van Luik, Érard de la Marck, met een brief die een goede illustratie is van de omgang met de Schrift die Erasmus voorstond. De parafrase ontlokte Richard Pace, secretaris van Hendrik viii, een enthousiaste reactie: nu pas begrijp ik Paulus een beetje. Pace toont bovendien waardering voor de onopgesmukte stijl, die de lezer toch weet te boeien. Een andere brief met een reactie van een lezer is nr. 850 van Johannes Thurzo, bisschop van Wrocław. Hij vergelijkt Erasmus' boeken met de ‘lotus’ uit Homerus, waaraan de makkers van Odysseus verslaafd raakten. Sommigen raakten zo in de ban van de grote schrijver, dat ze hem beslist een keer wilden ontmoeten. Een beschrijving van zo'n ontmoeting geeft de jurist Udalricus Zasius in brief 857. Hij wist van te voren wel dat zijn eigen reputatie er onder zou lijden - op het moment zelf ontschoot hem alles wat hij van te voren bedacht had om te zeggen -, maar dat had hij er wel voor over. Zasius hoefde slechts van Freiburg naar Bazel te reizen. Anderen legden een grotere afstand af om Erasmus in levenden lijve te zien - iets waar de laatste overigens minder gelukkig mee is: laten ze toch zijn boeken lezen, dan leren ze hem beter kennen. Bovendien storen ze hem bij zijn werk. De brief die Johann Werter bij zijn vertrek uit Leuven meekreeg (nr. 875), vergelijkt diens reis zelfs met de pelgrimstochten naar Santiago de Compostella en Jeruzalem, wat gezien Erasmus' ideeën daarover geenszins als een compliment beschouwd kon worden. Dit zal Werter niet verwacht hebben toen hij de grote geleerde - blijkens diens antwoord nogal dwingend - om een