528 Aan Thomas Grey en Pierre Vitré
Brussel, 13 februari 1517
Erasmus van Rotterdam aan zijn vrienden Thomas Grey en Pierre Vitré, gegroet
Jullie brieven, vol geklaag dat ik niet antwoord, zijn mij op dezelfde dag overhandigd. Behalve die laatste brief met eisen en verwijten, ontving ik er slechts twee van jullie, dat wil zeggen van ieder een die ik nog niet beantwoordde, maar als ik mij niet vergis heb ik jullie de groeten gedaan in mijn brief aan Bade. Als ik zelden schrijf, dan komt dat niet omdat ik minder van jullie houd, maar omdat ik zo in beslag genomen wordt door alle drukte aan het hof, door onrechtvaardigheid van het lot en ook enigszins door mijn studies, zodat ik amper tijd heb voor mezelf. Ik schrijf dit terwijl ik ernstig ziek ben, niet van een verkoudheid maar eerder van de pest die veel mensen in zijn greep houdt.
Je betreurt het, mijn beste Vitré, dat ik je ergens heen stuurde waar je mijn gezelschap moest missen, maar je weet zelf dat sommige mensen met boze bedoelingen je uit Calais verjoegen, een afloop die ik altijd verwachtte. Wat zou ik graag willen dat je situatie zo was als ik wenste! Maar het betekent toch iets in je vaderland te wonen en nog wel in zo'n vaderland als dat van jou, en je zou je lot ook heel wat draaglijker maken als je zou willen zijn wat je bent. Als er iets is waarmee ik je van dienst kan zijn, neem dan eens de proef op de som en dan zul je zien dat Erasmus voor je is wat hij altijd al was. Ik kan niet iedereen met brieven bedenken, ook al zou ik verder niets doen.
Ik kan je nauwelijks zeggen, mijn dierbare Grey, hoezeer ik je genegenheid en je toewijding op prijs stel. Ik feliciteer je oprecht met de instelling van je zoon. Je doet er wijs aan en je let goed op je belang dat je je vooral wijdt aan de godsdienst, dat wil zeggen aan iets wat je gelukkig zal maken in dit leven en nog gelukkiger op je sterfbed. Hoewel je altijd zult blijven voortleven in je kinderen, aangezien je tweemaal vader bent. Niet tevreden ze op de wereld te hebben gezet, zorg je ervoor dat ze in Christus herboren worden. Mijn beste wensen voor jullie beiden. Aangezien jullie mij en elkaar even dierbaar zijn, leek het mij juist jullie beiden te verbinden met een brief.
Brussel, 13 februari 1516