De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 4. Brieven 446-593
(2006)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 104]
| |
485 Van Alaard van Amsterdam
| |
[pagina 105]
| |
worden. Als dit lofwaardig is, dan maak ik dankbaar gebruik van het algemene privilege; als het als een fout moet worden aangerekend, dan verdien ik des te meer vergiffenis omdat ik een precedent volg zonder het goed te keuren. Er is een koopman, genaamd Pompeius Occo, van Friesland, die van plan is al zijn boeken in het openbaar te verkopen. De catalogus heb ik niet meer, maar toch weet ik zeker dat in zijn huis meer dan duizend boeken verborgen liggen en worden aangevreten door motten; ik bedoel echt zeldzame en heel oude boeken; als je er een te pakken kunt krijgen, zul je beslist niet roepen dat je gevonden hebt wat kinderen in een boon aantreffen.Ga naar voetnoot9. De man die de zeer rijke bibliotheek van Agricola zo zorgeloos en voor iedereen verborgen beheert, heeft zelf nog nauwelijks Aesopus versleten; hij is zo rijk als een satraap en stelt met zijn hooghartigheid Thraso in alle opzichten in de schaduw. Hij woont in Amsterdam en zijn huis heet in de volksmond het Paradijs.Ga naar voetnoot10. Ik schreef hem met onze bode om mij ten behoeve van jou een catalogus te sturen en omdat we oude kennissen zijn, denk ik dat hij dat zonder aarzelen zal doen. Daarbij ‘als het lot mij veroorlooft mijn eigen leven te leiden en mijn eigen zorgen te ordenen’Ga naar voetnoot11. zal ik tegen 1 januari naar Amsterdam gaan voor de eredienst. Daarom zal ik, mocht hij zelf misschien niets sturen, in eigen persoon je zonder mankeren kunnen brengen wat je van zijn bibliotheek vraagt, ook al zou ik er veel geld voor moeten neerleggen. Het verbaast me enorm dat je, behalve een aantal andere fouten in mijn gedichtjes, ook minzaam de structuur van de regel ‘zoals je weent, zucht, siddert’ bekritiseert, terwijl Horatius het toch niet zo heel veel anders formuleert in zijn ‘Maar als de kraai in vrede kon eten’.Ga naar voetnoot12. Onze oude vriend Aurelius van LopsenGa naar voetnoot13. triomfeert in alle ernst omdat jij de luipaarden achter je hebt gelaten en je weer tot de leeuwen hebt gewend.Ga naar voetnoot14. Maar hij kent je karakter eigenlijk niet zo goed: jij geeft immers niets om de goden en godinnen van het hof, laat staan dat je jezelf aan hen zou wijden. Van Dorp blijft maar doorgaan in zijn eigen denktrant die jij goed kent; wat de muzen betreft en haar volgelingen ‘die prijst en bemint hij | |
[pagina 106]
| |
thuis, buitenshuis stelt hij ze luid aan de kaak’,Ga naar voetnoot15. zoals iedereen duidelijk kan zien die goed oplet en probeert te zien wat er gaande is. Ik schrijf dit niet om je een koude douche te geven, maar ik zou willen dat hij zich het verhaal van Dares en EntellusGa naar voetnoot16. herinnert, erkent dat hij verslagen is en met luide stem in je oor zucht: ‘jij bent mijn meerdere, Erasmus, het past mij me naar jou te schikken’.Ga naar voetnoot17. Hij moet dit snel doen, wil hij nog terecht de loffelijke reputatie verdienen van ‘de man die zijn pogingen al ruim beloond ziet, daar hij ook bij verlies bekend zal staan als degene die met jou gestreden heeft’.Ga naar voetnoot18. Vaarwel, dierbare Erasmus, en besef alsjeblieft dat niemand mij dierbaarder is dan jij. Nogmaals vaarwel. Leuven op de geboortedag van de Heilige Martinus, 1516 |
|