295 Aan Andrea Ammonio
De burcht Ham, 8 juli 1514
Erasmus aan Andrea Ammonio, secretaris van Zijne Majesteit, de koning van Engeland, gegroet
Ik ben een paar keer naar je huis gekomen om voor de laatste keer afscheid te nemen van de aardigste van al mijn vrienden en tegelijkertijd van je gezelschap te genieten, zolang dat nog kon, want ik geloof niet dat er in mijn leven iets is wat me meer plezier heeft gegeven. De overtocht verliep zeer voorspoedig, maar was toch nogal deprimerend, althans voor mij. De zee was heel kalm, de wind gunstig, het weer stralend, het tijdstip van vertrek uitstekend gekozen. We lichtten het anker omstreeks een uur. Maar die zeerovers hadden mijn reistas, die vol zat met mijn geschriften, naar een ander schip overgebracht. Zij doen dat opzettelijk om iets achterover te drukken als ze de kans krijgen, en zo niet, om je althans een paar penningen af te persen door je eigendom aan je terug te verkopen. Ik dacht echt dat het werk van vele jaren verloren was gegaan en ik voelde dan ook een pijn die, zo meende ik, niet onderdeed voor die van ouders bij de dood van een kind. Ook voor het overige behandelen zij vreemdelingen zo slecht, dat je beter in handen van welke Turken ook kunt vallen dan in die van hen. Ik verbaas me er dan ook dikwijls over dat de vorsten van Engeland dat tuig nog dulden, tot grote ergernis van de bezoekers en tot grote schande voor het hele eiland. Eenmaal thuis vertelt iedere bezoeker natuurlijk onmiddellijk over de onbeschofte ontvangst die hem ten deel is gevallen en beoordelen de anderen het hele volk naar de daden van dit soort boeven.
Ik weet niet of ik je verteld heb dat ik Zijne Majesteit in persoon heb begroet. Hij heeft me met een allervriendelijkst gelaat ontvangen. De bisschop van LincolnGa naar voetnoot1. heeft me daarna gezegd dat ik vol hoop en vertrouwen kon zijn. Zelf heeft hij niets gezegd over een geschenk en ik heb het onderwerp niet durven aanroeren, uit vrees al te hebzuchtig te lijken. Bij mijn afscheid heeft de bisschop van Durham me spontaan zes nobels gegeven en dat was, als ik me niet vergis, al de vierde keer. De aartsbisschop zocht zelf een gelegenheid om daar hetzelfde bedrag aan toe te voegen en de bisschop van Rochester gaf me een regaal. Dit is al de rijkdom die ik met me meedraag. Ik wilde dat je daarvan op de hoogte was, voor het geval iemand denkt dat ik een grote som gelds bij elkaar heb gegaard door voor te wenden te vertrekken.
Ik ben nu in de burcht Ham, waar ik een paar dagen wil doorbrengen met Mountjoy; ik reis daarna verder naar Duitsland en ga onderweg wat vrienden opzoeken. Als het lot mijn verwachtingen en de beloften van anderen waarmaakt, zal ik snel terugkeren. Zo niet, dan zal ik handelen naar omstandigheden. Moge de almachtige God ervoor zorgen dat ik, als ik gezond en wel